CXV.
Flavius Konstantinus de VI, en Irene.
Konstantinus de VI, na de dood van zijn Vader Leo den IV tot Keizer op den troon van 't Oosten verheven, is in 't760 jaar na Christus geboorte te Konstantinopelen gebooren.
Zijn Vader was Leo de IV, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Irene; een schoone, geleerde, doch staatzuchtige vrouw, gelijk op de nevensgaande penning blijkt, waar op zy den rijksstaf boven haar zoon, reeds Keizer, aangrijpt: terstond van haar breder. Zijn I Vrouw, Maria Armena, de dochter van een gering persoon in Armeenien, aan wie hy door zijn moeder, uit staatkunde gedwongen wierd: by haar won hy een Zoon, die niet genoemt word; doch met hem door bevel van zijn Moeder de oogen wierd uitgestooken. Deze verstiet hy daar na door ophitzing van zijn Moeder, in wier plaats hy Theodora trouwde, een staatjuffer uit het vrouwgetimmer der verstoote Keizerinne, by wie hy een Zoon won, Leo genoemt, en dien ook door zijn staatzuchtige Moeder de oogen uitgestooken wierden.
Noch geen tien jaaren was deze Konstantinus oud toen hy na de dood zijns vaders het gebied van 't Oosten in handen kreeg; derhalven wierd de heerschappy, geduurende zijn minderjarigheid, zijn moeder in handen gegeven: maar twintig jaar oud geworden zijnde, oordeelde hy, dat het noch voor hem, noch voor het rijk dienstig was onder de voogdy van een vrouw te staan, door wiens staatzucht reeds veele van 't leven berooft waren. Hy nam dan het gebied alleen aan, en sloot zijn moeder in alle staatzaken uit. Zy haar dus van haar hoogste wensch berooft ziende, liet niet alleen haar ongenoegen blijken, maar ontzag zich niet hier over wraak te oeffenen; want door eenige op haar zy gebrachte Hovelingen den Keizer hebbende doen vatten, ontzag zy haar niet hem te slaan, en in een kerker te doen zetten, waar na zy veel voorname mannen, die het met den Keizer hielden, deed van 't leven berooven. Deze wreedheid tegen haar zoon gepleegt mishaagde ieder, en verwekte zulk een mededoogzaamheid in de harten der soldaten, dat zy Konstantinus aan verscheide oorden van 't rijk voor Keizer uitriepen. Zy, voor deze oproer bekommert, liet aanstonds haar zoon uit de kerker los; doch het gaande gemaakte krijgsvolk hier niet mee te vreeden, besloot haar in haar eigen paleis, en worp haar voornaamste Raadsheer Stauratius in den kerker. Zy, daar beslooten zijnde, wist door haar gunstelingen zo veel by haar zoon te weeg te brengen, dat hy haar niet alleen uit haar gevangenis ontsloeg, maar weder voor Keizerinne deed uitroepen. Deze hoon, haar om haar zoon van 't krijgsvolk aangedaan, had zich zo diep in haar ziel geprent, dat die onmogelijk, dan met bloed, kon uitgewist worden; en dewijl het haar onmogelijk was zonder alleen te regeeren te leven, deed zy haar zoon by ieder verdacht maken. Alle de door haar om 't leven gebrachte Raadsheeren schoof zy op de schouderen van haar zoon, die reeds in den haat der Roomsche Pauzen
was, om dat hy, op het voorbeeld van zijn voorvaderen, geen beelden in de kerken dulden wou. Deze, gesterkt van hun aanbidders, lieten niet na veele lasteren tegen den Keizer uit te werpen, en haatelijk in ieders oogen te maken. Irene, nu haar oogwit bereikt hebbende, en geen gevaar schroomende, liet dan op den 17 Augustus van 't 797 jaar na Christus geboorte, den Keizer, haar zoon, door eenige omgekochte vatten, in den kerker werpen, en de oogen uitsteeken; van welke smart hy kort daar na sturf, hebbende 37 jaaren geleeft, en 10 jaaren geregeert. Dus bereikte die staatzuchtige en wreede vrouw haar oogwit, die, toen ze het gebied nevens haar zoon, na de dood haars mans, in handen kreeg, de drie zoonen van Konstantinus den V dwong, schoon voor Cesares verklaart, afstand van het rijk te doen. 'tBleef hier niet by: want de twee zoonen van haar vermoorden zoon liet zy ook de oogen uitsteeken. Allen, die het met den rampzaligen Keizer gehouden hadden, wierd de tong uitgesneden en zy in ballingschap verdreven. Om haar behaaglijk in d'oogen van den Paus te maken, liet zy de beelden in de kerken oprechten; ja om hem geheel aan haar te verplichten, rukte zy de beenderen van haar schoonvader, Keizer Konstantinus den V, uit het graf, wierpze in 't vuur, en liet de stof in de zee werpen; alleen om dat hy zich zo ieverig tegen het invoeren der beelden in de kerken gekant had. Door haar was ook een schandelijke vreede met Madi, den Arabierschen Koning, gemaakt, dewijl zy hem een jaarelijksche schatting belooft had, en ook betaalde. Haar gruweldaaden klommen eindelijk zo hoog, dat het volk oproerig wierd, en tegen haar eenen Niceforus tot Keizer opwierp, die haar gevangen nam, en in een klooster stak: doch hy, voor haar loosheid bekommert zijnde, bande haar naer Lesbos, alwaar zy op den 9
Augustus in 't 803 jaar na Christus geboorte ellendig gesturven is. Tot dezen opstand tegen haar wierd het volk bewogen, om dat zy zo wrevelig tegen haar zoon, zijn zoonen, het gebeente van haar schoonvader, en zijn zoonen gewoed had; dat zy de beelden weder in de kerken oprechte; om dat ze haar voornaamste Raden naer 't leven dong, en veelen de tong had doen uitsnijden; haar ongelukkige oorloogen, en schandelijk gemaakte vreede; dat ze door de trou van Keizer Karel het Oostersche rijk onder het juk van 't Westersche zocht te brengen; en eindelijk, om dat de Grieken by andere volkeren in verachting kwamen, dewijl zy zich zo lang van een wijf lieten regeeren. Zie Diakonus, Cedrenus, Blondus, Volateranus 23 B. &c.