CXII.
Flavius Leo Isaurus de III.
Leo de III, van het krijgsvolk tegen Theodosius den III tot Keizer van 't Oosten opgeworpen, is in Isaurien gebooren; doch in wat jaar melden geen schrijvers.
Zijn Ouders waren geringe lieden in Isaurien, wier naamen voor ons verborgen zijn; doch zommige willen dat zijn Vader een Kleermaker, andere dat hy een Schoenmaker geweest is. Zijn Vrouw word Maria en Marina genoemt, by wie hy een Zoon won Konstantinus Kopronymus geheeten, dien hy in het vierde jaar zijner regeering voor Augustus verklaarde, en nevens hem op zijn munten zette, 't geen de print van het volgende blad bevestigt. Van dezen Konstantinus zal ik op het volgende blad wijtloopig spreeken. Ook teelde hy by haar een Dochter, die niet genoemt word; doch aan eenen Artabasdus trouwde.
De meeste schrijvers schijnen een doodelijken haat tegen dezen Keizer gehad te hebbben, om dat hy de beelden noch als Goden eeren, noch in de kerken dulden wou. In zijn jeugd had hy zich in 't handwerk van zijn vader geoeffent; doch daar in verdriet krijgende, begaf hy zich in den oorlog, waar in hy zich zo dapper toonde dat hy ieders gunst won. Zijn gelukkige voortgang was oorzaak dat Justinianus de II op hem archwaanig wierd, waar op hy hem zonder reden naer Thracien bande; doch toen Justinianus uit het rijk verdreven was, wierd hy door een weldaad zo zeer aan Leo verplicht, dat hy hem, weder in 't rijk hersteld zijnde, voor zijn Raadsheer aannam. Naderhand wierd hy door Anastasius tot Landvoogd van Armenien verheven. Hoe hy onder Theodosius door 't krijgsvolk voor Keizer aangenoomen is, heb ik op het voorgaande blad getoont. Noch geen twee jaar had hy op den troon van 't Oosten gezeten, of Omar, Vorst der Saraceenen, een wreede vervolger der Kristenen, die weinig jaaren te vooren Cilicien aangegrepen, en Pergamum ingenoomen had, rukte met een vloot van zevenhonderd en zestig scheepen naer Konstantinopelen, en belegerde het drie jaar te land en te water. Leo, dus beneepen, weerde zich kloekmoedig, en verzuimde niets wat een dapper Keizer paste; doch verloor door veelvoudige stormen, hongersnood en pest niet weinig van de zijne. Van deze rampen was ook Omar niet vry, dewijl hem door het lang beleg alles ontbrak, waar door zijn leger gedwongen was ezels, kamelen, paarden, ja de doode menschen te eeten, 't geen in zijn leger een doodelijke pest veroorzaakte. Zo vast bleef deze barbaar by zijn voornemen van Konstantinopelen tot een puinhoop te maken, en de Kristenen uit te roejen,
dat hy den nood zijns legers verachte, en hartnekkig het beleg voortdreef, schoon zijn volk des winters by duizenden door de felle kou stierf. Deze hongersnood deed Omar eenige scheepen naer Bulgarien zenden, om daar zich van behoeftigheden te verzien; doch deze waren zo ongelukkig, dat weinige van d'uitgezondene weder by 't leger kwamen. Dit ongeval wierd noch van een grooter gevolgt: want de Egiptische voorraadscheepen, zich van de Saraceenen afgescheiden hebbende, gaven zich aan de belegerden over, waar door het Heidensch leger oproerig wierd. Omar, dus beneepen, en tegen den honger, de pest, stormwinden en klippen te strijden hebbende, besloot eindelijk Konstantinopelen te verlaten. Maar zijn aftocht was zo voorspoedig niet als zijn aankomst, dewijl zijn gantsche vloot tot tien toe door felle stormen, en afgrijsselijke onweeren verging; ja van deze tien overgebleve scheepen vielen noch vijf in de handen der Romeinen; zo dat van 760 scheepen maar vijf in Syrien weder kwamen. Terwijl dit voor en by Konstantinopelen voorviel, wierp zich eenen Bacilus in Silicien, en eenen Tiberius in Syrien voor Keizer op, waar van de eerste door de Sicilianen gevangen genoomen, en aan Leo gezonden wierd, die hem van 't leven beroofde. De tweede had geen beter lot, dewijl hy overwonnen, en uit last van Leo onthooft wierd. Dus had deze Keizer, terwijl hy op den troon zat, te strijden; doch zwaarder stormwind waaide uit Rome, toen hy uit een Kristelijken yver de beelden uit de kerken deed rukken, op dat men in plaats van Godt geen Afgoden zou eeren. Gregorius, Paus van Rome, dit hoorende, beriep daar op een Synode, waar in het gebruik der beelden
voor goed gekeurd en vernieuwt wierd. Germanus, Patriarch te Konstantinopelen, en een groot vriend des Paus, zette zich hevig tegen den Keizer aan, die echter in zijn besluit voortvoer, waar op Germanus het volk tegen Leo ophitste, door wien eenige arbeiders, terwijl zy met het breeken der beelden bezig waren, vermoord wierden, waar op een oproer volgde. Leo, hier over misnoegt, zette Germanus uit zijn ampt, in wiens plaats Anastasius verheven wierd, en liet eenige oproermakers grijpen en dooden. Euvel wierd dit van den Paus opgenoomen, die terstond den ban tegen hem uitbliksemde, en ieder het recht der schattingen aan hem verbood te geven. 't Bleef hier niet by. Men kreet hem ook voor een Tieran, een Beeldstormer, en een Godloos mensch uit, ja Theofanes, spreekende van zijn overlijden, zeit dat hy zo wel naer de ziel als naer 't liehchaam dood is. Niet weinig wierd de macht der Pauzen hier door vergroot, dewijl de Romeinen zich van Leo afscheurden, en zich aan hen overgaven. Eindelijk is hy in 't 741 jaar na Christus geboorte, na een regeering van 25 jaaren, 2 maanden, en 14 dagen, Godvruchtig, aan een roodeloop, overleden, na dat hy eenige jaaren edelmoedig den wrevel der Pauzen veracht, en in zijn waren yver, tot weering der Afgodery, voortgevaren had. Zie Diakonus, Cedrenus, Zonaras, &c.