CV.
Flavius Herakleonas.
Herakleonas, na 't vergeeven van Konstantinus den III, tot Keizer op den troon van 't Oosten verheven, is in Konstantinopelen gebooren; doch in wat jaar melden geen schrijvers.
Zijn Vader was Keizer Heraklius, hier voor beschreeven. Zijn Moeder Martina, door wiens beleid Konstantinus van 't leven berooft was. Zijn Broeder David, van wien niets dan zijn naam van de schrijvers opgetekent is.
Na de dood van Konstantinus den III wierd Herakleonas, door het beleid van zijn Moeder, en Pyrrhus, Patriarch van Konstantinopelen, tot Keizer op den troon verheven; doch dewijl hy noch te jong was om zulk een zwaare last op zijn schouderen te torssen, nam Martina zelfs de regeering aan, en verkoor tot haar hulp eenige kettersche Raden, waar onder Pyrrhus de voornaamste was. Maar schoon Martina haar oogwit bereikt had, echter wierd dit door list en moord verkregen gebied niet lang den bezitter toegeleit, dewijl zeker toeval zijn ongeluk scheen te voorspellen; want toen Herakleonas zich voor de eerstemaal met den Keizerlijken kroon vertoonde, viel den zelven van zijn hooft af. Ook wierd door diergelijk een toeval aan Martina voorspeld, dat zy zich niet lange met de onbepaalde macht streelen zou, dewijl zy op den eersten dag van haar zoons verheffing tot Keizer, terwijl zy toetrad om hem geluk te wenschen, struikelde, en, zonder zich tegen te kunnen houden, achter over ter aarde viel. Hy had door de zorg van zijn moeder de Monothelitische kettery zo zeer ingezoogen, dat van hem niet goeds te hoopen was, te meer, dewijl hy door Pyrrhus aangeport wierd die leer te verdedigen, en de waare kerk te verdrukken. Niet weinig liet ook Martina haar staatzucht blijken, dewijl nu alles in Konstantinopelen van haar hand vloog. Want wat gruwelen zou niet een hoogmoedige vrouw durven ter hand neemen, die zich niet ontzien had een bloedschandig huwelijk aan te gaan, een Keizer, en daar by haar voorzoon, te vermoorden, en zich met ketterye te bezoedelen? 't Was ook Pyrrhus niet mogelijk zich in te binden, dewijl de Keizer een kind, en daar by zijn gevoelen toegedaan was; ja daar hy het oor van een staatzuchtige vrouw had, die nu het
rijk regeerde, en in 't bedrijven van gruwelen haar hoogste wellust stelde. Hun wrevel tegen de rechtzinnigen, of die geen deelgenooten van hun gevoelen wilden worden, was oorzaak dat alom klachten gehoord wierden, die eindelijk den Raad vermorwden; te meer, dewijl hen ter ooren kwam door wiens beleid Konstantinus van 't leven berooft was. Na veel overwegens wierd in den Raad beslooten, dat men den Keizer vatten, en de moordenaars straffen zou. Aanstonds wierd dit besluit werkstellig gemaakt, en Herakleonas, met zijn moeder en Pyrrhus gegreepen, waar op de uitvoering van hun straf ook volgde. Doch dewijl de Raad niet besluiten kon om de moeder des Keizers van 't leven te berooven, en veel minder den Keizer, oordeelde elk, dat men Martina een straf moest opleggen, die haar beroofde van naderhand het volk oproerig te maken, of tot barmhertigheid te bewegen. Men besloot dan, dat de Keizer den neus af-, en Martina de tong uitgesneden, en daar na in ballingschap naer Kappadocien verdreven zou werden, naer welke plaats de Keizer als balling ook gedwongen was te gaan. De Patriarch Pyrrhus, die deelgenoot hunner gruwelen was, ging ook niet vry; maar dewijl zijn vonnis niet anders dan den ban inhield, wierd de burgery oproerig, die op Pyrrhus met grammen moede aanviel, en hem 't hooft tegen de muur verpletterde. Dit vonnis van den Keizer Herakleonas en Martina wierd in 't 642 jaar na Christus geboorte uitgevoerd, op welken dag hy 6 maanden geregeert had. Men zegt, dat Herakleonas, toen hy van zijn neus berooft was, en gereed stond om in ballingschap te gaan, dus zou uitgeborsten hebben: O hoe gelukkig zijn ze, die nooit gelukkig zijn geweest! en hoe rampzalig zijn ze, die uit het hoogste geluk in het ellendigste
ongeluk geworpen worden! Ja waarlijk zijn ze ongelukkige, die, om op den troon te klimmen, en om met onbepaalde macht te regeeren, geen gruwelen ontzien; derhalven heeft de schrandere Juvenalis zich niet zonder reden in zijn X schimpdicht dus laten hooren:
Quosdam praecipitat subjecta potentia magnae
Invidiae, mergit longa, atque insignis honorum
dat is;
Vermoogende achtbaarheid, en ampten hoog verheven;
Eertijtelen van staat, in 't lang, en breed beschreven,
Die d'afgunst altijd ziet met nijdige oogen aan,
Doen meenig vallen, en rampzalig ondergaan.
Want, indien wy eens de rampen der voorgaande Keizers overwegen, die, of door dwingelandy, of door Keizermoord, zich op den troon gezet hebben, wy zullen middagklaar bevinden, dat hun drift tot de onbepaalde macht alleen de bron geweest is waar uit hun rampen gevloeit zijn. Deze Herakleonas is eindelijk met zijn Moeder te Kappadocien, de plaats hunner ballingschap, overleeden. Zie Diakonus, Zonaras, Cedrenus Egnatius.