CII.
Flavius Fokas.
Fokas, van het aan den Donauw leggende krijgsvolk tegen Mauritius ten Keizer van 't Oosten opgeworpen, is in Thracien gebooren, doch in wat jaar melden geen schrijvers.
Zijn Ouders zijn om zijn geringe geboorte niet bekent. Zijn Vrouw was Leontia, by wie hy een Dochter won, Domnentia genoemt, die hy aan eenen Priskus, een Edelman van een aloud geslacht, en wiens stalknecht hy geweest was, ten huwelijk gaf, door wiens toedoen hy van 't rijk en 't leven berooft wierd.
Dat naam en daaden dikwils overeen komen, zal in dezen Keizer blijken; doch dewijl de betekenis van het woord Φώϰη of Phoca aan ieder bekent is, zal ik alleen van zijn daaden spreeken. Eer hy tot de Keizerlijke waardigheid kwam, was hy de staljongen geweest van Priskus, die, toen hy Keizer geworden was, zijn schoonzoon wierd. Na dat hy ettelijke jaaren dat ampt bekleed had, wierd hy door voorspraak van Priskus een ruiter, waar na hy door loosheid en kuiperye Hooftman over een rot soldaten wierd. Het aan den Donauw leggende leger, de vrekheid van Mauritius hoorende, en dat hy oorzaak was dat twaalf duizend van hun strijdgenooten door Kaganus, Koning der Alvaren en Hunnen, gedood waren, wierd oproerig, en wierp deze Fokas tegen Mauritius ten Keizer op. Nauwelijks had hy den Keizerlijken naam gekregen, of hy snelde aanstonds met de daar leggende macht naer Konstantinopelen, daar hy van den Raad en burgerye ingenoomen, en voor Keizer uitgeroepen wierd. Nu zat een Keizer op den troon van 't Oosten, die wrevelig, onkuisch, wreed, grootspreekend, moordadig, roekeloos, vreesachtig en altijd vol argwaan was; ondeugden, die waarlijk aan monsters en tierannen eigen zijn. Zo haatelijk zijn gemoeds aard was, zo afschuwelijk was ook zijn wezen; want op zijn mismaakt lichchaam stond een hooft, dat men niet zonder ontroering beschouwen kon; daar by was hy ros van hair, en op zijn rechterwang stond een litteken, dat, wanneer hy toornig was, zwart wierd. Toen hy van den Patriarch Cyriakus gekroont wierd, zwoer hy met een hoogen eed de waare godtsdienst te beschermen, en Konstantia, de gemalinne van Keizer Mauritius, die met haar drie dochters in de kerk gevlucht was, geen leet te doen;
doch nauwelijks wierden zy aan hem overgelevert, of hy liet haar ellendig van 't leven berooven. Eenige schepten in den beginne zijner regeering een groote hoop, dewijl hy van zijn vyanden zegepraalde; doch nauwelijks had hy eenige maanden geregeert, of ieder zag dat niet een mensch, maar een monster den troon betrad. Niet alleen wierd hy gieriger als zijn voorzaat Mauritius; maar hy gaf de zorg van 't rijk aan andere over, en wentelde zich in luiheid, dartelheid, dronkenschap, en alle ontucht. Onopbrengelijke schattingen wierden den volke opgeleid. Hy schond veel voorname vrouwen, waar onder ook de kuische en schoone vrouw van Photius was. Zijn zorgeloosheid was oorzaak, dat het Roomsche rijk door het woeden der barbaren van al haar voorgaande luister niets dan zijn naam behield. Cyriakus, die door Mauritius den naam van Algemeenen Bisschop gekregen had, viel in zijn ongenade, om dat hy zijn gruwelen, noch 't vermoorden van Mauritius niet voor goed wou keuren. Bonifacius, of, zo zommige zeggen, Gregorius, Patriarch van Rome dit hoorende, vleide den tieran, en bracht zo veel te weeg, dat Fokas verklaarde; dat voortaan den Roomschen Stoel zou gehouden worden voor 't Hooft der Kerken, en den Roomschen Bisschop voor den Oppersten van de geheele weereld; aldus was niet Petrus maar een monster en een Keizermoordenaar de grondlegger der Roomsche Pauzen: voor welke weldaad die godvergeete mensch, ik meen Bonifacius, dorst zeggen: dat de komst van Fokas tot het rijk een weldaad Godts was, die met geen tong kon uitgesproken worden. O gruwel! doch laat ons zijn einde hooren. Toen hy vier jaaren geregeerd had, huwde hy zijn eenige dochter aan den meergenoemden Priskus. Onder
de gelukwenschingen wierd deze bruidigom ook Keizer genoemt, waar over Fokas zich zo zeer vertoornde, dat hy alle die gelukwenschers, waar onder ook voorname mannen waren, deed onthoofden. Priskus hier over ontroerd, en vrezende dat hy ook eens de handen aan hem zou slaan, nam een besluit om het rijk van zulk een haatlijk monster te verlossen. Hy verbond zich dan met Gregoras en Heraklianus, de vader van Heraklius, Landvoogd in Afrika, en beslooten t'zamen, dat hy, die eerst de stad zou ingenoomen, en Fokas vermoord hebben, zou Keizer zijn. 't Fortuin diende Heraklius, van zijn Vader met een groote scheepsmacht naer Konstantinopelen gezonden, die zo gelukkig was, dat hy eerst in de haven van Konstantinopelen kwam, en de scheepsvloot van Fokas sloeg. De zelve Photius, wiens vrouw door de tieran was geschonden, was op dien tijd Overste van de bezetting. Hy, deze gelegentheid om zich te wreeken ziende, sneld met een hoop soldaten naer het paleis, grijpt Fokas, sleept hem naer buiten, en brengt hem, deerelijk geknevelt voor Heraklius, die hem met de voet van zich stiet, en op den 27 Maart van 't 610 jaar na Christus geboorte eerst zijn handen deed afhouwen, het mannelijke lit afsnijden, daar na het hooft afslaan, zijn lichcham in een oven deed verbranden, en de asch in zee werpen, hebbende 7 jaaren, 10 maanden, en 10 dagen geregeert. Zie Diakonus, Letus, Cedren. Zonar. Platina.