C.
Tiberius Konstantinus.
Tiberius Konstantinus, die door toedoen van Sofia van Keizer Justinus den II voor zoon en navolger, dewijl hy kinderloos was, aangenoomen wierd, is in Thracien gebooren; doch in wat jaar melden geen schrijvers.
Zijn Ouders zijn niet bekent. Zijn Vrouw was Anastasia, die hy, eer hy Keizer was, buyten Konstantinopelen deed woonen, doch, op den troon geklommen zijnde, in 't Hof ontbood, alwaar zy een Kristelijk leven heeft geleid, en van elk bemind wierd: by haar won hy twee Dochters, als Konstantia getrouwt aan Mauritius, van zijn schoonvader voor rijkserfgenaam verklaart en na hem Keizer; en Charito, door den echt aan Germanus verknocht, die ook van Tiberius voor rijkserfgenaam aangenoomen wierd, doch voor hem gesturven is; nalatende een zoon, die zeer jong overleed.
Op het voorgaande blad heb ik vertoont, door wiens toedoen deze Tiberius op den troon van 't Oosten was geklommen. De iever, die Sofia getoont had om hem tot die waardigheid te verheffen, sproot uit een tedere genegentheid, dewijl zy, na de dood van haar man Justinus, op zijn huwelijk doelde; doch nauwelijks was hy met een gemeene stem voor Keizer verklaart en aangenoomen, of zy vond haar niet weinig in haar meening bedroogen, dewijl Tiberius alree getrouwt was, waar door haar genegentheid tot hem in een doodelijken haat veranderde. Hy dan, het gebied in handen hebbende, toonde door alle vorstelijke deugden dat hy dat heerlijk, en lastig ampt waardig was. Onbeschrijflijk was zijn iever tot den waaren Godtsdienst, waar van hy de grondregelen gelukkig in zijn jongheid ingezoogen had, die hy tot zijn dood toe behield. Zijn voorzaat Justinus had door zijn gierigheid den volke zwaare schattingen opgeleid, onder welken last ieder zuchte, die van hem verlicht, ja den volke geheel afgenoomen wierden. In mildadigheid had hy geen weêrga. Veel geslachten wierden door hem, tot de uitterste armoed vervallen zijnde, weder opgerecht. Aan noodlijdende weduwen en weezen toonde hy zijn mildadigheid. De vervalle kerken deed hy weder opbouwen, en verrijkte haar met groote inkomsten. Zo zeer trof hem de hongersnood van Italien, door den inval der Langebaarden veroorzaakt, dat hy veel koren in Egypten deed opkoopen, en het naer het uitgehongerde Rome zond. By de mildadigheid voegde hy het edelmoedig vergeven der misdaden tegen zijn eige persoon begaan. Sofia, door wie hy op den troon geklommen was, in haare gedachten bedrogen zijnde, hitste eenen Justinianus, van zommige voor het kindskind van Justinus den II, doch zonder eenigen schijn van
waarheid, genoomen, op, om zich zelven den Keizerlijken naam aan te maatigen, die zulks besloot; doch eer de zaak kon werkstellig gemaakt worden, wierd hun aanslag ontdekt. Justinianus, hier door in de uitterste verlegentheid zijnde, bekende zijn misdaad, en bad om genade. Met de grootste genegentheid wierd hy van Tiberius verhoord, die hem niet alleen in genaade aannam, zijn hof vergunde, maar hem Overste van zijn oorlogsmachten maakte. De straf, die Sofia voor haar misdaad bekwam, bestond in haar alleen te bewaaren, en haar heerlijk te verzorgen. Onder deze deugden blonk de dapperheid ook helder uit, die van de voorzichtigheid verzeld was. Kosdroës, Koning van Persien, die by Keizer Justinus den II verscheide Oostersche landen ingenoomen had, rukte, toen Tiberius Keizer geworden was, noch dieper 't rijk in. Tiberius zulks hoorende, liet zijn oorlogsmachten by een vergaderen, en trok den vyand onder d'oogen. Na een bloedig gevecht was Kosdroës genoodzaakt te vluchten, dewijl zijn volk byna gesneuvelt was. Niet zonder merkelijk gevaar ontkwam hy de handen des overwinnaars, die hem tot diep in 't Oosten naerrukte. Andermaal den strijd hervat hebbende, wierd hy wederom van Tiberius geslagen, en zijn gantsche macht verstrooit, 't geen Kosdroës zo zeer ter harte nam, dat hy kort daarna van droefheid stierf. Na dezen Persiaanschen oorlog nam hy voor de Langebaarden, in Italien, 't hooft te bieden; doch het geluk, dat tegen Kosdroës als aan zijn zy getrokken had, was hem tegen die volkeren zo gunstig niet, waar door hy gedwongen was met hen een vreeverbond op te rechten. In kuisheid vloog hy al de voorgaande Keizers voorby, waar van
Diakonus verscheide treffelijke voorbeelden vertoont. Als hy bestraft wierd over het te veel wegschenken zijner goederen aan behoeftige menschen, liet hy hem dus hooren: Hoe ik meer geef, hoe ik meer krijg; 't geen ook by zijn regeering gebleken heeft. Eindelijk wierd hy van een zwaare ziekte aangetast, die door het eeten van veel Meloenen veroorzaakt was, waar op hy Mauritius, den man van zijn dochter Konstantia, voor zijn navolger in 't rijk aannam, hem beveelende door vorstelijke deugden zijn graf te vercieren. Onderwijl nam zijn kwaal of buikloop hand over hand toe, waar door hy op den 10 Augustus in 't 582 jaar na Christus geboorte weggerukt wierd, en met deze woorden den geest gaf: Nu verlaat my alles, en ik verlaat alles, behalven Jesus, die my meer als alles is, en in wien ik alles heb. Hebbende in 't geheel 3 jaaren, 10 maanden, en 10 dagen geregeert. Zie Paulus Diakonus, Pompejus Letus, Cedrenus, Zonaras, Suidas.