XCVIII.
Flavius Anicius Justinianus.
Justinianus, die zijn Oom den Keizer Justinus in het gebied van 't Oosten volgde, is in 't 483 jaar na Christus geboorte in Illyrien, binnen de stad Taurisium, gebooren.
Zijn Ouders zijn by geen schrijvers bekent; alleen zeggen ze, dat hy de zusters zoon van Keizer Justinus was. Zijn Zuster word niet genoemt, wiens zoon, Justinus geheeten, na hem Keizer wierd. Zijn Vrouw, Theodora; een vrouw wier wrevel en hoofdigheid hy gedwongen was te verdragen, en door wie hy tot de Eutychiaansche kettery verviel.
Niet lang voor de dood van Justinus, nam hy dezen Justinianus, den zoon zijns zusters, tot zoon en meedeheerscher aan. Justinianus dan na zijn overlijden het gebied van 't Oosten in handen hebbende, toonde dat hy zijn Oom in alle deugden gelijk was, noch dat de burgers over de keur van Justinus behoefden te klagen. Hy oordeelde in den beginne van zijn regeering dat de heerschappy niet beter kon in stand gehouden worden dan door goede wetten, die by zijn tijd zo gekneust waren, dat ieder de rechtgedingen naer zijn welgevallen uitsprak. Om hier in te voorzien, en zelfs Romulus, den bouwheer van Rome, voorby te streeven, koos hy tien mannen, waar onder Trebonianus, Dorotheus en Theofilus de voornaamste waren; hen beveelende alle onnodige wetten af te schaffen, en de noodige by een te brengen, naer welke wetten hy wilde dat alle voorvallende strijdigheden en burgerlijke verschillen zouden gevonnist en afgedaan worden. Met een ongemeene naerstigheid wierd dit bevel des Keizers van hen uitgevoerd; Waar door 't Oosten van heerlijke wetten voorzien wierd, die na zijn tijd stand hielden, en waar van eenige noch heden in 't gebruik zijn. Ook maakte hy op den 8 February van 't 552 jaar na Christus geboorte een wet, by welke den Joden belast wierd den Bijbel niet in 't Hebreeusch, maar in elk land daar ze woonden in de gebruikelijke landtaal te lezen. Het rijk dan door hem met wetten voorzien zijnde, besloot hy de zelve ongekreukt uit te voeren; derhalven liet hy de hoereerders en overspeelders streng straffen, als zijnde een gruwel waar door Godts toorne over een geheel Koninkrijk gehaald wierd. Hy zag zelfs geen Bisschoppen aan, van wien de vervloekte zonden gepleegt wierden, dewijl die laster hen het minste, om hun ampt,
paste; derhalven liet hy van hun lichhaam het mannelijk lid wegneemen, waar meede zy die haatelijke zonden bedreven hadden, 't geen in hem een loffelijke deugd geweest is. En schoon hy naer 't zeggen van Suidas noch geleerd, noch in wetenschappen ervaaren was, ja dat hy niet lezen noch schrijven kon, nochtans heeft het hem nooit aan verstand noch voorzichtigheid ontbrooken, 't geen in zijn uitgevoerde oorloogen gebleeken heeft. Want dewijl hy zelve nooit te veld trok, verkoos hy Oversten van welkers getrouwigheid en dapperheid hy verzekert was; geen achtslaande op beroemde geslachten, maar op zulken, die, door veel oorloogen by te woonen, vermaard waren, en in krijgskunde uitblonken. Door zijn Veldheer Amantius overwon hy de Joden en Samaritanen, die eenen Julianus ten Koning opgeworpen hadden, Palestina ontroerden, en aldaar de Kristenen zeer hevig vervolgden. Uit een rechtvaardige oorzaak vatte hy de wapenen tegen Theodatus, Koning der Gotthen in Italien, op. Om dezen vermoorder van zijn weldoenster, de Koninginne Amalesuntha, te straffen, zond hy zijn Veldheer Bellisarius met een groote macht derwaarts, hem bevelende Theodatus met geweld uit Italien te verdrijven. Deze vermaarde Held, van wien de Wenden, door hem uit Afrika verdreven, zo veel wisten te zeggen, liet zich haast met zijn oorlogsmacht in 't hart der Italiaansche landen zien. Echter bereide zich Theodatus niet ten tegenweer, waar door hy by de zijne in argwaan geraakte, die hem verlieten, en in zijn plaats Vitiges voor Koning aannaamen, die, om zijn gebied te verzekeren, aanstonds Theodatus deed van 't leven berooven. Deze Vitiges was een
machtiger vyand om aan te tasten dan Theodatus, om dat hy in krijgskunde zeer ervaren was, en een leger van byna twemaal honderd duizend welgeoeffende soldaten gebood. Hy besloot met deze macht Bellisarius in Rome, die alzo vinnig tegen den honger dan de Gotthen te strijden had; maar Vitiges, door gelijken hongersnood afgemat, was gedwongen het beleg op breken. Hier door kreeg Bellisarius lucht, die de Gotthen in hun aftocht aanvatte, sloeg, en Vitiges, nevens veel duizenden, gevangen kreeg; ja hy zou hen heel gedempt, en uit Italien, na die overwinning, geroeid hebben, indien Justinianus hem niet te rug ontboden had, die zich met Rome, Sicilien en Napels, door Bellisarius ingenoomen, vernoegde, en met de Gotthen vreede maakte. Zijn regeering was dan loffelijk, en hy van ieder bemind. Hy beoogde ook om door het stichten van veel deftige gebouwen zijn naam onsterffelijk te maken, waar onder de Tempel van Sofia niet een van de minste was, dien hy met zijn vrouw aan Jesus Christus de eeuwige Wijsheid, volgens het Grieksche woord Sophia, wijde; doch deze Keizer wierd op 't laast door zijn vrouw van den waaren Godtsdienst verbastert, en tot de kettery der Eutychianen vervoerd, in welk gevoelen hy op den 13 November van 't 565 jaar na Christus geboorte den geest gaf, na dat hy 83 jaaren geleeft, en 38 jaaren, 7 maanden, en 14 dagen geregeert had. Zie Prokop. Diak. Zonar. Letus, &c.