XCVI.
Flavius Anastasius Dicorus.
Anastasius, die Keizer Zeno in 't rijk volgde, is in 't 430 jaar na Christus geboorte in Macedonien, binnen de stad Dyrrachium, eertijds Epidamnus genoemt, naer haar stichter Epidamnus, Koning der Barbaren, gebooren.
Zijn Vader is onbekent. Zijn Moeder was Manichea; een vrouw, die de kettery der Eutychianen aanhing, alhoewel haar broeder Kleachus de doolingen der Arianen volgde. Zijn Vrouw, de meergenoemde Ariadna, de dochter van Keizer Leo den Grooten en Berina, de weduwe van Keizer Zeno, en de Moeder van Keizer Leo den Jongen: een booze en goddelooze vrouw, die haar eersten man levendig begraven heeft, haar tweeden tot de Eutychiaansche kettery vervoerde, en by wien Anastasius geen kinderen teelde. Merk ondertusschen aan, dat hy Dicorus bygenaamt wierd, om dat zijn rechter oog zwart, en zijn slinker blauw was.
Als Zeno rampzalig aan zijn einde gekomen was, sloeg Ariadna het oog op dezen Anastasius, die toen ter tijd een der geheimschrijvers van 't Hof was. Zijn vriendelijkheid, zachtmoedigheid en goedertierenheid deed hem van ieder beminnen. By deze drie deugden voegde hy noch de vroomheid en godvruchtigheid; want hy was gewoon met het krieken van den dag zich naer de kerk te begeven, waar in hy, na dat alle d'anderen vertrokken waren, zich noch lang ophield om zijn gebeden in eenigheid naer Godt te zenden. Hier by kwam noch zijn mildadigheid tegen de armen, aan wien hy zijn goederen met een groote genegentheid uitdeelde. Zo veel deugden maakten hem in ieders oogen behaaghelijk; en dewijl Ariadna hem een teedere achting toedroeg, en zich geheel op hem vertrouwde, bracht zy zo veel by den Raad en 't krijgsvolk te weeg, dat hy voor Keizer van 't Oosten uitgeroepen en aangenoomen wierd; want ieder, zijn inborst kennende, riep onder zijn verheffing: Regeer gelijk gy geleeft hebt. Den Patriarch van Konstantinopelen, Eufemius, een groot yveraar voor Godts kerke, behaagde echter deze keur niet, om dat zijn Moeder met de kettery der Eutychianen besmet was, dewijl hy vreesde, dat hy ook dien dwaalweg in mocht slaan: ja hy zei rond uit, dat het niet betaamde dat een, die een onkristelijk geloof had, immers den ketters toe genegen was, over de Kristenen zou heerschen. Men drong echter de keur van Ariadna door; doch dewijl hy niet wettig geoordeelt wierd, ten zy hem Eufemius den Koninklijken hairband om 't hoofd bond, was Anastasiius gedwongen met zijn hand en zegel te bekrachtigen, dat hy zich aan de waare leer, bevestigt in de vergadering van Kalcedon, zou houden, 't geen hy,
tot meerder verzekering, met een dieren eed bekrachtigde. Terwijl dit te Konstantinopelen voorviel, wierp zich Longinus, de broeder van Keizer Zeno, in Isaurien voor Keizer op, dewijl hy oordeelde, dat hy de naaste tot het rijk zijns broeders was, en verkoos tot zijn Medeheerscher Athenodorus Isaurus. Om dezen vyand van staat te dempen, zond hy zijn Veldoversten Scyta derwaarts, die, onder veel rampen en een wisselbaar geluk, hem na vijf jaaren overwon, gevangen kreeg, en, met zijn rijksgenoot, deed onthalzen. Anastasius bleef onderwijl te Konstantinopelen, en droeg zich in den beginne zijner regeering zeer loflijk. Hy zette een haatelijke schatting af, en schreef aan zijn Stedehouders in Fenicien, dat zy de twistgierige Bisschoppen, doch zonder bloedstortinge, zouden afzetten. Ook bouwde hy tegen den inval der Persianen by de stad Daras een hooge en dikke muur, die 420 stadien, of 52 en een halve mijl lang was; want 8 stadien maaken een mijl. Tot dus lang had hy de waare kerk begunstigt, en loffelijk geregeerd; maar door de vleieryen van zijn vrouw tot de Eutychiaansche kettery vervallen zijnde, eischte hy het handschrift van Eufemius te rug, die zulks weigerde, waar door hy van Anastasius in ballingschap gedreven, en Macedonius de II in zijn plaats verheven wierd, dien hy ook kort daar na verdreef, waar op het volk een oproer tegens hem verwekte, en eenige zijner vrienden dood sloeg. Hy verdreef ook verscheide rechtzinnige Bisschoppen, die hun toevlucht tot eenen Vitalianus naamen. Deze, met de rampen dier mannen bewoogen, vergaderde een groote macht byeen, en maakte zich meester van Mysien en Thracien. Van daar snelde hy met zijn oorlogsvloot
naer Konstantinopelen, en joeg Anastasius een doodelijke schrik aan; doch hy verdreef hem met een zonderlinge list. De Natuurkundige Proklus, van zommige schrijvers met den belachcheljken naam van tovenaar genoemt, had groote kopere spiegels gegooten, die hy aan den muur deed hangen. Deze, wanneer daar de zon op scheen, gaven zulke groote vuurstraalen uit, dat de Scheepen van Vitalianus aangestooken, en het krijgsvolk deerlijk verbrand wierden, waar door zy schandelijk de vlucht naamen. Niet lang te vooren vielen eenige onbekende volken uit noorder Tartaryen in Thracien, alles verwoestende; doch wierden door de uitgezondene Bulgaren van Anastasius te rug gedreven, maar kwamen na 't verloop van twee jaaren weder, en wierden door het schenken van veel gelds van Anastasius verplicht naer 't Westen te trekken. De Hemel, die hem tot noch toe verschoond had, eindelijk met het geschrei der waare Kerk bewoogen, trof hem op den 11 July in 't 518 jaar na Christus geboorte, onder een zwaar onweêr, met zijn donder, na dat hy 88 jaaren geleeft, en 27 jaaren, 3 maanden, en 29 dagen geregeert had. Zie Marcellinus Nicef. Cedr. Diak &c.