XCI.
Flavius Leo de Jonge.
Leo de Jonge, van zijn grootvader Leo den Grooten tot Keizer van 't Oosten verklaart, is te Konstantinopelen gebooren; doch in wat jaar melden geen schrijvers.
Zijn Vader was Zeno Isauricus, die hy tot zijn meedeheerscher aannam, en van wien ik hier na breder spreeken zal. Zijn Moeder, Ariadna; de dochter van Keizer Leo den Grooten en Berina, of, zo zommige willen, Verina.
Na dat Leo de Jonge van zijn Grootvader Leo den Grooten voor Meedeheerscher aangenoomen, en door hem te Konstantinopelen voor Keizer uitgeroepen was, overleed den laatst genoemden niet lang daar na, waar door deze Leo het gebied van 't Oosten alleen in handen kreeg. Zijn Grootmoeder, de staatzuchtige Berina, die de keur haars gemaals tegen de borst stiet, en liever gezien had dat Leo de Groote haar broeder Basiliskus tot zijn navolger in het rijk verkooren had, beraamde alle middelen om dezen jongen Vorst van troon en leven te berooven. Om tot haar oogwit te koomen, oordeelde zy, dat een langzaam vergif het bedekste en grootste hulpmiddel voor haar was om buiten alle opspraak te blijven; want zy vleide haar zelve, dat zy na de dood van den jongen Keizer den weg tot den troon zeer gemakkelijk voor haar ketterschen Broeder Basiliskus kon baanen. Dit vervloekt voorneemen was zo dra niet beslooten, of zy maakte de zaak werkstelling. Door groote beloften en het schenken van veel gelds kreeg zy eenige dienaaren op haar zy, die gewoon waaren voor den Keizer de spijs te bereiden, en, 't geen zy beslooten had, getrouwelijk volvoerden. Nauwelijks was Leo vergiftigt, of hy voelde zich door een knaagende ziekte aangetaast, die dagelijks aangroeide, en hem het regeeren des Keizerrijks moeyelijk maakte. Om hem dan van een gedeelte der rijkszorgen te ontslaan, nam hy zijn Vader Zeno Isauricus voor Meedeheerscher aan, liet hem voor Augustus uitroepen, en kroonde hem met zijn eige handen. Een zaak voorwaar, die my nooit onder 't doorbladeren der Historieschrijvers meer ontmoet is, en waar door hy toonde, hoe groot een achting hy voor die hem het leven had gegeven, en aan wien hy alles, naast God, verschuldigd was, had. En alhoewel Zeno zijn zoon,
toen hy door zijn grootvader voor Keizer aangenoomen en uitgeroepen was, een heimelijken haat toedroeg, als zijnde staatzuchtig, en zeer tot het regeeren geneegen, zo bespeurde men echter, dat die heimelijke haat in een tedere liefde veranderde; want nauwelijks was Leo de Groote overleden, en Leo de Jonge op zijn troon geklommen, of hy zag dat zijn zoon hem een ongemeene achting, en een waare genegentheid toedroeg, waar door hy reden had zich over zijn zoons verheffing te verheugen, waar in hy zich ook niet bedroog, dewijl zijn zoon, met hem te kroonen, hem zelfs de kroon van 't hooft nam. Weinig dagen na de verheffing van Zeno tot Keizer ontstont'er in Konstantinopelen een felle brand; een ramp, die onder de regeering van Leo den Grooten de zelve stad vier dagen achter een geplaagt, en voor een groot gedeelte verwoest had. Door deze brand wierd het beste deel van Konstantinopelen vernield. Verscheide voornaame straaten lagen in 't gloejend puin bedolven; maar niets trof het hart der Inwoonders meer, als toen de vlam zich meester van de heerlijke boekery maakte, die eer door Konstantinus den Grooten gesticht was, en waar in hy veel kunstwerken, uit Rome daar gevoerd, had geplaast. Over de hondert en twintig duizend boeken wierden, (o onvergoedelijke schaade!) door de vlam vernielt. Onder veel andere onwaardeerlijke kostelijkheden verbrande in deze Boekery, ook een Drakenhuid van honderd en twintig voeten lang, waar op met goude letteren alle de Gedichten van den vermaarden Griekschen Poeët Homerus geschreeven stonden. Na het slissen van den brand, nam de kwaal des jongen Keizer hand over hand toe, en bracht hem op den oever van zijn leven. Alle geneesmiddelen, die hem door Artzen voorgeschreeven en ingegeven wierden, waaren krachteloos, of konden geen gewenschte uitkomst te weeg brengen, dewijl het
vergif zich door al de deelen van zijn lichchaam verspreid had. Hy dan, ziende dat hy het leven en zijn nauwelijks bekomen rijksstaf verlaten moest, ontsloeg zich van alle aardsche zorgen, gaf zich volkomen, als een waar Kristen, aan zijn Godt over, en wenschte, door doodelijke pijnen afgemat, naer het laatste oogenblik zijns levens, dat ook eerlang gebooren wierd. Aldus eindigde deze Leo op den 27 Oocter in 't 474 jaar na Christus geboorte zijn leven, na dat hy 10 maanden geregeerd had. Zie Cedrenus, Zonaras, Niceforus, Paul. Diakonus, Pomp. Letus.