LXXXIX.
Flavius Anthemius.
Anthemius, na de dood van Severus, van Leo, Keizer in 't Oosten, op het verzoek van Richimer, tot Keizer van 't Westen naer Rome gezonden, is zijn geboorte zo duister, dat men noch zijn vaderland, noch zijn Ouders, en veel minder hoe hun namen zijn geweest, weet.
Zijn Vrouw was de dochter van Martianus, Keizer van 't Oosten, hier voor beschreven. By deze ongenoemde vrouw won hy drie Zoonen en een Dochter, als Martianus, Romulus, Prokopius, en Anthemia, die hy, Keizer geworden zijnde, aan den meergenoemden Richimer, om die dwingeland en vermoorder der Keizeren te meer aan zich te verbinden, huuwde.
Rome bevond zich na de dood van Keizer Severus in zulk een ellendige staat, dat niemand begeerde Keizer te zijn. Men vernam geen Othoos, geen Julianen, noch Sulpitianen om het rijk van de oproerige Soldaaten te koopen, gelijk zy gedaan hebben; want nooit zou Otho op den troon geklommen zijn, indien niet zijn geld hem daar toe den weg gebaand had; zijn geld, waar mee hy de gunst der soldaaten tot zich trok, en waar door zy genoopt wierden om van den vrekken Galba af te vallen, die nooit zijn beloften nakwam, noch in d'aanneeming van Piso van de minste belooning noch giften sprak, gelijk men in diergelijke zaken gewoon was. Schandelijker, en op een laffer wijze kocht het eertijds Julianus, daar toe door zijn staatzuchtige Vrouw Santilla aangespoort, die, aan den muur gekomen zijnde, noch een medekoper Sulpitianus vond; doch zijn schatten woegen die van Sulpitianus ver over, waar door hy koper van het Roomsche rijk wierd. Zo greetig eertijds deze drie naer het gebied op een schandelijke wijze gedongen hebben, zo edelmoedig hebben het Vespasianus, Gordianus de I, Tacitus, en deze Authemius geweigert, en van hun halzen dat lastig juk zoeken af te schuiven. De Joodsche Historieschrijver Josefus zeit, dat de Soldaaten na de dood van Vitellius den Syrischen gezaghebber Vespasianus onder de voet wierpen, en hem, de pooken op zijn borst gezet hebbende, dwongen de Keizerlijke waardigheid aan te neemen. Gordianus volgde daar in de voetstappen van Vespasianus na, en wilde tot het aanneemen van het gebied niet bewilligen, voor dat hy, na veel tegenstand en vruchtelooze gebeden, de zwaarden op zijn keel
gezet ziende, om zijn leven te bewaren daar toe gedwongen wierd. Wat zeg ik van Tacitus? Hoe edelmoedig zocht hy dat lastig juk van hem af te schuiven. Doch noch zijn welspreekendheid, noch zijn hooge jaaren vonden ingang by den Raad, die met een algemeene stem hem voor Augustus verklaarde. Onder deze edelmoedige mannen mag met recht deze Anthemius getelt worden: want achtien maanden lang had het rijk na het vergeeven van Flavius Libius Severus leeg gestaan, eer Anthemius kon besluiten den last van 't rijk op zich te nemen. Nauwelijk was hy voor Keizer uitgeroepen, of hy gaf Richimer zijn dochter Anthemia ten Gemalinne, om door dat middel hem te meer aan zich te verplichten, dewijl hem hoe hy de voorgaande Keizers gehandeld had bewust was. Terwijl hy het opperste gebied in Rome voerde, viel Biorgor, Koning der Alanen, in Italien, en bracht het rijk in noch rampzaliger staat; des zond Anthemius zijn Veldheer en Schoonzoon Richimer met een machtig leger dien gevaarelijken vyand te gemoed, die zo gelukkig was, dat hy Biorgor met zijn Alanen sloeg, en hem dwong weder binnen de palen van zijn gebied te trekken. Dit zo gelukkig te rug drijven der Alanen maakte Richimer zo hoogmoedig, dat hy Anthemius verachte, en hem by de soldaaten verdacht maakte, waar uit een doodelijke twist tusschen den Schoonvader en den Schoonzoon sproot, die de twist tusschen Cesar en Pompejus zeer gelijk was; want Lukanus zeit van hen,
Dat nooit Pompejus kon verdragen dat in 't rijk
Een oorlogsheld was, die in moed hem was gelijk:
Veel min kon Cesar, zo gelukkig in het strijden,
Een boven hem, of die het rijkgebied had, lijden.
Het vuur van hunne oneenigheden wies van oogenblik tot oogenblijk, waar op eindelijk de vlam ten dake uit sloeg. Richimer, de Soldaaten door groote beloften op zijn zy getrokken hebbende, belegerde Rome, waar binnen Anthemius was. Na een dappere tegenstand was Anthemius gedwongen hem en de stad aan Richimer over te geven; doch onder voorwaarde, dat de verwinnaar hem niet mishandelen zou. Richimer zich meester van Anthemius en Rome ziende, schond zijn beloften, en deed den rampzaligen Keizer, zijn Schoonvader, het hooft afslaan. Dit geschiedde in 't 472 jaar na Christus geboorte, na dat hy 5 jaaren, 2 maanden, en 29 dagen geregeert had. Zie Pomp. Letus, Paul. Diakonus.
Een zijner goude Gedenkpenningen, te vinden in 't Muntkabinet van de Heer de Wilde, vertoont twee in krijgsgewaad, houdende een wereldkloot; getekent salvs reipublicae cormob, Welstand des Staats.