LXXX.
Flavius Thedosius de II.
Theodosius de II, van zijn vader Arkadius tot Keizer van 't Oosten verklaard, is op den 10 April in 't 401 jaar na Christus geboorte te Konstantinopelen gebooren.
Zijn Vader was Keizer Arkadius; hier voor beschreven. Zijn Moeder, Elia Eudoxia, de dochter van den Franschen Baute. Van zijn Zusters heb ik onder Arkadius gesprooken. Zijn Vrouw Elia Eudocia, de dochter van den Atheenischen Wysgeer Leontius: zy wierd voor deze Athenaïs genoemt. Haar vader voorspelde haar geluk; want hy, op zijn doodbed leggende, gaf al zijn goederen aan zijn twee zoonen, en aan haar een weinig gelds, zeggende: gy hebt aan uw boven 't hooft hangend geluk genoeg. Zy daar over t'onvreeden, ging, om tegens hen te twisten, naer Konstantinopelen, en ontleede aan Pulcheria haar zaak, die haar om haar goede hoedanigheid tot haar nam, haar Kristen maakte, en haar naam van Athenaïs in Eudocia veranderde, alwaar zy van Theodosius gezien wierd, die op haar verliefde, en haar eindelijk trouwde. By haar won Theodosius twee dochters, als Licinia Eudoxia, en Flaccilla; waar van de eerste aan Keizer Valentinianus den III getrouwt is. Hoe gelukkig deze Athanaïs geweest is, heeft dit bovenstaande getoont: 't lust my haar ongeluk hier noch aan te knoopen. Men vereerde haar man een Appel van een byzondere schoonheid en grootte, die hy aan haar schonk. Zy zond den zelven aan een van haar grootste vrienden, Paulinus genoemt, en op dien tijd onpasselijk. Paulinus, de zelve voor hem te heerlijk achtende, en onweetende hoe 't daar meede gelegen was, vereerd ze den Keizer. Theodosius, die kennis aan dit
geschenk had, valt daar door in een hevigen argwaan. Hy vraagt daar op zijn vrou waar die appel gebleven was, waar op zy uit verbaastheid antwoorde, die gegeeten te hebben. Hy hier door in zijn kwaad vermoeden gesterkt, toont haar den zelven, en doet Paulinus terstond om 't leven brengen. Eudocia dit hoorende, vluchtte naer Jeruzalem, alwaar zy haar tijd in Godt te dienen besteed heeft, en gesturven zijnde, ook begraven is.
Na Arkadius klom deze Theodosius op den troon van 't Oosten. Hy was pas zeven jaaren oud toen zijn vader overleed, die, weetende hoe hy met zijn voogden gevaaren was, Isdigerdes, Koning van Persien, tot zijn voogd verkoor, dewijl hy wist, hoe veel het rijk aan de vriendschap der Persianen gelegen lag, en van wiens trouwheid hy blijken gezien had. Hy bedroog hem ook niet in zijn gedachten: want Isdigerdes, schoon een Heiden, betrachte zijn plicht als een eerlijk man tot zijn dood toe, en was oorzaak, dat het rijk van veel oorlogen bevrijd wierd. Deze jonge Vorst was een beminnaar der waare Kerke, een onderzoeker van 't Goddelijke woord, een goedertieren, en geleerd Prins, by wien geen strengheid te vinden was. Zijn groote liefde tot het lezen der boeken was oorzaak, dat hy van veele den naam van een onachtzaam Vorst gekregen heeft. Kort na de dood van zijn Oom Honorius, wierp eenen Johannes, eertijds de Geheimschrijver zijns Ooms, zich voor Keizer van 't Westen op. Nauwelijks hoorde dit Theodosius, of hy zond Ardaburius en zijn zoon Asper met een machtig leger naer Italien om hem te verdelgen, en den waaren erfgenaam Valentinianus, de zoon van zijn Moei Placidia, op den troon te zetten; doch Ardaburius, niet voorzichtig genoeg zijnde, wierd overvallen, gevangen genoomen, en naer Ravenna gevoerd. Dit ongeluk noopte Asper om alles te onderneemen, die ook zo gelukkig was, dat hy niet alleen zijn vader verloste, maar ook den opgeworpenen Johannes gevangen kreeg, die, door hem naer Placidia gezonden zijnde, eerst zijn handen, en daar na zijn hooft door haar last afgehouwen wierd.
Varoranes, na de dood van zijn Vader Isdigerdes, Koning van Persien geworden zijnde, verbrak aanstonds de vriendschap, die zijn vader met de Romeinen opgerecht had, en viel met een machtig leger in Armenien. Om dezen vyand in zijn voortgang te stutten, zond Theodosius zijn Oversten Ardabarius met een groot leger derwaarts, die door zijn dapperheid den Persiaan te rug dreef, met zijn oorlogsmacht voor Nisibe rukte, en, door een zeldzaam toeval, den ten hulp komenden Almuldar, Vorst der Saraceenen, overwon; waar door de Persiaanen gedwongen waren om den vrede te verzoeken. Na dat Theodosius het rijk na den oorlog eenige jaaren in rust bezeeten had, trok Attila en Bleda, Koningen der Hunnen, tegen hem op. Heel Macedonien, Griekenland, Bulgarien en Thracien wierd van hen verwoest. Theodosius noch Valentinianus de III, door hem tot Keizer op den troon van 't Westen verheven, was machtig om hun machten te wederstaan, waar door ze gedwongen waren van hen den vreede op een schandelijke wijze te koopen; waar na deze Barbaren met een onnoemelijken roof weder naer Tartaryen trokken, alwaar zy zich ruim twee jaar stil hielden, doch na dien tijd, onder voorwending dat de beloofde schatting niet betaald wierd, wederkwamen, en, na een harde strijd, op nieus met Theodosius vrede maakten; die na dat verbond het rijk tot op den 28 July van 't 450 jaar na Christus geboorte vredig bezat, op welken dag hy, op de jacht zijnde, het leven door van 't paard te vallen verloor, hebbende 49 jaaren geleeft, en 42
jaaren, 2 maanden, en 29 dagen geregeert. Zie Prokopius B.P. 1 B. Diakonus, Letus, Suidas.