LXXIX.
Flavius Honorius.
Honorius, van zijn vader den Keizer Theodosius tot Vorst in 't Westen verheven, is op den 9 September in 't 384 jaar na Christus geboorte te Konstantinopelen gebooren.
Wie zijn Vader, Moeder, Broeder en Zusters geweest zijn, heb ik op de twee voorgaande bladen getoont. Zijn I Vrouw was Maria, de dochter van zijn voogd Stiliko en Serena; doch deze sturf weinig dagen na de bruiloft. Zijn II Vrouw, Thermantia, de zuster van zijn eerste vrouw Maria, die ook na den trouwdag niet lang leefde. Hoe prachtig zy beide begraven zijn, bleek toen Paus Julius den II, onder de regeering van Keizer Karel den V, in 't herbouwen van S. Pieters Kerk, haar graf ontdekte. De Kist, geheel van Marmer, was tien voeten lang, en zes voeten breed. De lijken waren in goud laken gewonden, waar van het goud, by een vergaaderd zijnde, ontrent tachtentig pond woeg. Een van beide had een onwaardeerbaren snoer van Esinaruten en andere edel gesteente om de hand. In de kist wierd ook een zilver kasje met onwaardeerbare Juweelen gevonden, waar onder een Smaragd was, in welken Honorius gegraveerd stond. Ook vond men daar onder een Diadema, of Hoofdband van diergelijke steenen, waar op men aan d'eene zy in 't latijn las: Aan onzen Heer Honorius, en aan d'andere zy: Aan onze Vrouw Maria. Men ontdekte ook in de zelve kist veel schoone parelen, over de honderd goude ringen met kostelijke steenen bezet, veel gemaakt goud, en kunstig gewrocht zilverwerk.
't Zal my niet wel mogelijk zijn, om in deze bepaalde plaats alle de rampen, die Honorius te gelijk overstroomden, te ontvouwen. Dat Gildo en Stiliko over hem door zijn vader tot Voogden gesteld waren, heb ik onder zijn broeder vertoont. De eerste, die het gebied over Afrika had, hoorde zo dra de dood van Theodosius niet, of stond daatelijk, verachtende de minderjaarigheid van Honorius, naer het rijksgebied, en verjoeg zijn broeder Mascezil, om dat hy de zy der Romeinen hield; doch deze, met een machtig leger naer hem gezonden zijnde, bood hem 't hooft, sloeg zijn leger, joeg hem op de vlucht, en, na veel moeite hem achterhaald hebbende, verwurgde hem op een wreede wijze. Zijn andere voogd Stiliko, om zijn dapperheid zeer bemind, en om zijn daaden van de vyanden gevreest, was niet minder staatzuchtig dan Gildo. Zijn gierigheid maakte zijn huis tot een schatkamer van 't Roomsche rijk, waar in ieder, door hem geschenken te geven, het zijne had. Om Honorius noch nauwer aan hem te verbinden, gaf hy hem zijn dochter Maria, daar na Thermantia: doch de dood verydelde zijn voorneemen, want zy sturven niet lang na den bruilofsdag. Onderwijl viel de Gotth Radagaisus met een leger van twintig duizend mannen in Italien, met voorneemen om alles te verwoesten. De Hunnen vernielden met de Winden en Duitschers alle de Landschappen tusschen Konstantinopelen en het Alpische gebergte. De Saxers roofden de zee. De Gallen, Alemannen en Burgonjers plunderden Gallien. De Wandalen en Alanen verbranden de
meeste steden aan den Rhijn. De Pikten en Schotten rukten alles in Britanje terneêr: in 't kort, de Roomsche Landschappen wierden alom aangegrepen. Nu kon men zien hoe veel nadeel Konstantinus den Grooten het rijk gedaan had, met het gebied van een te deelen, het eenigste dat hem kan te last geleid worden, dewijl het Oosten het Westen, en het Westen het Oosten, om de verre afgelegentheid, geen by stand kon doen. Stiliko zag deze verwoesting met vrolijke oogen aan, dewijl dit de middelen waren om zich den weg ten troon te baanen. Alarik, Koning der Gotthen, den rampzaligen toestand des Roomschen rijk hoorende, vergaderde een groote macht by een, waar tegen Stiliko op trok, die zo gelukkig was, dat hy zijn leger verstrooide, en op den Goth de overwinning bekwam: Maar hy, meer en meer zijn staatzucht en toeleg op de kroon ontdekkende, wierd door eenen Olympius voorgekomen, die zo veel by Honorius uitwerkte, dat hy met zijn zoon Eucherius uit last des Keizers gedood wierd. De gedachte nederlaag had Alarik razende gemaakt; derhalve nam hy voor naer Rome te rukken, en die Koningin der steden aan de vlam op te offeren. Het duurde niet lang, of Rome zag zich door zijn leger omcingeld, en in d'uiterste nood gebracht. Na dat hy de stad twee jaar te vergeefs belegerd had, neemt hy ze stormenderhand in, dewijl de Romeinen door zulk een lange belegering afgemat, door gebrek van voorraad uitgehongerd, en door de pest byna het derde deel verminderd waren. Niemand, die in de wapenen was, wierd verschoont; echter ontzag hy de voornaamste gebouwen: doch Atalifus, van de Romeinen
Adolfus genoemt, spatte in alle woeden uit, verwoeste alles: ja Rome zou tot een puinhoop geworden zijn, indien niet Placidia, de zuster van Honorius, dien barbaar door haar schoonheid en vleiende woorden tot bedaaren gebracht had; die door haar traanen zo veel uitwerkte, dat hy de rampzalige stad verliet, waar na zy met hem getrouwt is. Dus was de ellendige toestand van 't Roomsche rijk onder de regeering van Honorius. Van noch meer andere rampzaligheden zal ik in 't beschrijven van Konstantius den III spreeken. Hy is op den 15 Augustus in 't 423 jaar na Christus geboorte te Ravenna gestorven, na dat hy ruim 39 jaren geleeft, en 29 jaaren, 8 maanden, en 25 dagen geregeert had. Zie Orosius 7 B. Diakon. Pomp. Letus.