LXIX.
Flavius Julius Konstantius de II.
Konstantius de II, van zijn Vader Konstantinus den Grooten by uitersten wille tot Keizer over 't Oosten gemaakt, is in 't 317 jaar na Christus geboorte in Illyrien gebooren.
Wie zijn Vader, Moeder, Broeders en Zusters geweest zijn, is door my op de voorgaande bladen beschreven. Zijn I Vrouw word niet genoemt; maar was de dochter van Konstantius en Galla. Zijn II Vrouw was Flavia Aurelia Eusebia; de dochter van een zeker oud Burgermeester, wiens vrouw in Thessalonika gebooren was, en echter van geen schrijvers genoemt word: alleen weet men dat Eusebius en Hypatius de broeders van Eusebia waren. By deze vrouw, die een aanhangster der Arianen was, heeft hy geen kinderen gehad, hoe zeer hy en zy daar na verlangden; waar over zy niet alleen haar man zijn onmacht verweet, en die aan ieder ontdekte, maar zelfs die zo ter harte nam, dat zy in een teering verviel, die haar eindelijk weg rukte. Zijn III Vrouw, Maxima Faustina; van wier geslacht geen schrijver melt; alleen weet men, dat zy zwanger was toen Konstantius in Cicilien sturf, en dat de dochter, die zy naderhand baarde, Flavia Maxima Konstantia genoemt, en aan Keizer Gratianus getrouwt is.
Nauwelijks hoorde Konstantius in 't Oosten den moord van zijn broeder Konstans, en dat zijn Moordenaar Magnentius zich tot Keizer opgeworpen had, of hy besloot met zijn oorlogsmachten derwaarts te rukken, en de dood van zijn broeder te wreeken. Terwijl hy een machtig leger by een vergaderde, bekwam hy ook de tijding dat Vetranius in Illyrien den Keizerlijken naam aangenoomen had. Om het Oosten in zijn afzijn niet zonder regeerder te laten nam hy Gallus, den Zoon van zijn Vaders broeder, tot Cesar aan, en zond hem naer Antiochien. Hy, alles wat tot zijn optocht vereischte vaardig hebbende, besloot eerst Vetranius aan te tasten, en snelde naer Syrmium, alwaar het afgevalle leger zich aan hem weêr overgaf, en hy Vetranius gevangen kreeg, dien echter om zijn vroomheid van hem het leven geschonken wierd, na dat hy gewillig den Keizerlijken naam afgezwooren had. Met deze macht gesterkt, rukte hy naer Rome, alwaar Magnentius, na het vermoorden van Nepotianus, het opperste gebied voerde, die Konstantius echter door zijn gezanten liet aanzeggen, dat hy hem Gallien in vryen eigendom zou geven, indien hy de wapenen aflei, en afstand van Italien en Afrika deed. Hier toe had Magnentius geen ooren, dewijl hem door een natuurkundige vrouw de overwinning voorspeld was; des Konstantius zijn optocht verhaaste. Niet verre van 't kasteel Myrsa was de plaats daar de legers malkanderen ontmoetten; alwaar Konstantius, na een bloedig gevecht, Magnentius overwon, die naderhand, om niet levendig in zijn handen te vallen, zich met zijn
eigen zwaard gedood heeft. By 't leven van Magnentius hadden ook zijn Broeders, Decentius en Desiderius genoemt, zich den Keizerlijken naam aangematigd; doch de eerste de dood van Magnentius hoorende, verhing zich in Gallien, om welk te bewaaren hy daar van Magnentius gezonden was; de tweede, steunende op Konstantius goedertierentheid, bad, in 't leger des overwinnaars gekomen zijnde, om zijn leven, 't geen hem van Konstantius alleen niet geschonken wierd, maar hy verkreeg ook naderhand van hem veel eerampten, in welke bediening hy in een hogen ouderdom gesturven is. Deze heerlijke zege maakte hem Keizer van 't Oosten en 't Westen, waar na hy, te Syrmium overwintert hebbende, naer den Donauw afzakte, en een groote overwinning op de Sarmaten en Kwaden verkreeg. Waar hy met zijn oorlogsmachten naer toe rukte was hy verwinnaar, behalven tegen den Persiaanschen Koning Sapor, tegen wien hy met weinig voordeel oorlogde. Voor zijn tocht naer 't Oosten stelde hy Julianus tot Cesar in 't Westen, en gebood hem de veelvoudige oproeren, veroorzaakt door Alemannen, Saxen, en Franken, te dempen. Ook had hy Sylvanus ten beschermer van Gallien gesteld, die naderhand door zijn bevel van Ursicinus vermoord wierd. Gallus, door hem tot Cesar verklaart, en naer Antiochien gezonden, vergat onderwijl wat achting hy aan Konstantius schuldig was, en bedreef verscheide gruwelen. Konstantius dit hoorende, zond aan hem Montius
Afer en Domitianus, twee aanzienelijke mannen, om hem tot zijn plicht te vermaanen; doch hy liet hen beide om 't leven brengen. Onder schijn van iets met hem te handelen lokte hem Konstantius te Milanen, alwaar hy hem rekening van zijn gruwelen eischte; waar op Gallus niet wist te antwoorden, als dat zijn overlede vrouw Konstantia, de zuster van Konstantius, hem daar toe aangehitst had. Deze laster, zijn zuster door haar man aangewreven, vertoornde hem zo zeer, dat hy Gallus met een bijl het hooft liet afkappen. Na deze verrichting trok hy tegen Sapor op, die op nieuw de Oostersche landen ontroerde, en veel plaatzen innam; welke Koning door hem, na dat hy in Syrien overwinterd had, weder binnen de paalen van zijn rijk gedreven wierd. Eer hy zich tot den optocht naer 't Oosten bereide, had hy Julianus gebooden hem de Duitsche en Gallische krijgsvolkeren toe te zenden; doch zy geen lust tot dien tocht hebbende, weigerden zijn beveelen na te komen; derhalven besloot Konstantius, dewijl het Oosten weêr in rust was, daar naer toe te trekken, en de oproerigen te straffen: maar in Cilicien aan den voet van den berg Taurus gekomen zijnde, wierd hy van een zware ziekte aangetast, die hem op den 5 October in 't 361 jaar na Christus geboorte wegrukte, na dat hy 44 jaren geleeft, en 24 jaren, 5 maanden, en 12 dagen geregeert had. Zie Eutr. Vikt. Ammian. &c.