Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David(1659)–Cornelis Boey– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 305] [p. 305] Den CL. Psalm. Looft, ghy menschen, om end' om, Looft God in sijn Heyligdom. Soo verr' als sijn sterckte staet Vyt-gespannen in der daed, Sy hem lof en eer gegeven; Dats' hem, wegen sijne macht, En de veelheyd sijner kracht, Loven, die op Aerden leven. 2 Looft hem, voor sijn groote gunst, Met al 't geen wat oyt de kunst Heeft bedacht; slaet op de luyt; Roert de harp, en laet 't getuyt Der basuynen sich verheffen; Looft met trom'len, looft hem met Fluyten, orgels, en wat bet Op de snaeren is te treffen. 3 Singht met cymbels voor den Heer, Singht met cymbels t'sijner eer; Singht met cymbels van metael; Die ons manen al-te-mael, In hem vreughde te bewijsen. Al wat geest of adem heeft, Love God, die reden geeft, Om sijn hoogen Naem te prijsen. Eynde der Psalmen Davids. Vorige Volgende