Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David(1659)–Cornelis Boey– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den CXXIII. Psalm. Tot u, dien in den Hemel sit, om-hoogh, Heff' ick, O Heer, mijn oogh. Gelijck 't gesicht des knechts sich weet te keeren Recht op de hand sijns Heeren; Gelijck het oogh des dienstmaeghds plagh t'aenschouwen De handen harer Vrouwen; Soo is het ons' op God, daer 't in volherdt, Tot hy genadigh wert; 2 Tot dat ghy ons genadigh zijt, O Heer, Zijt ons genadigh we'er; Toont ons uw gunst; het is niet meer te herden; Wy zijn al zat gewerden, Versmaedt te zijn. Ons ziel is 't weligh spotten, Der grootsche Weereld-zotten, Al veel te zat. Van hoovaerdy' en pracht Kan sy niet zijn veracht. Vorige Volgende