Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David(1659)–Cornelis Boey– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den XXXII. Psalm. Wel-saligh mensch! Wiens sondigh over-treden, Voor God, den Heer, oprechtelick beleden, Vergeven is; wiens sonden zijn bedeckt; Daer door hy was tot grimmigheyd verweckt. Wel saligh! wel-geluckigh boven maten! Is hy, dien God sal komen na-te-laten, Te rekenen sijn ongerechtigheyd; En in wiens geest geen quaed bedrogh en leyt. 2 Doe ick den Heer mijn feylen had verswegen, Heb ick geen troost noch lichtenis gekregen. Mijn beend'ren zijn veroudert voor den tijd, t'Wijl ick den dagh al brullende verslijt. Want, Heer, uw hand, was op my swaer geworden, Mijn meyn vergingh, mijn jeughdigh sap verdorden; 'k Wierd uyt-geteert, als in een sonne-brand; Als somers doet het onbewatert land. [pagina 58] [p. 58] 3 'k Maeckt' u bekent mijn sonden en gebreken, Voor u heb ick mijn onrecht niet versteken; Ick deed voor u belijdenis van schuld, Die ghy vergaeft, en niet vergelden sult. Hierom sal u een yder Heylgh aen-bidden, In vindens-tijd; en hy oock, in het midden Van water-vloen (terwijl ghy hem bewaeckt, En komt te hulp) sich sien on-aen-geraeckt. Pause. 4 Ghy berght my, Heer, in alle tegen-spoeden; Voor anghst en nood, weet ghy my te behoeden. Ghy doet, dat ick omringht ben met gesangh Van vrolickheyd, en buyten allen dwangh. Dit seght gy my. Ick sal u onder-wijsen In mijnen wegh, dien ghy sult gaen en prijsen. Hoort na my toe. Ick sal u geven raed; Mijn oogh sal op u zijn al-waer ghy gaet. 5 Weest by geen Paerd, noch stege Muyl geleken, Wiens domme kracht het toom-gebid moet breken; Dat breydels draeght, om regel-recht te gaen; En niet ter zijd' of achter-uyt te slaen. De Godloos' heeft veel pijn en smert te grouwen; Maer, die op God stand-vastigh haer vertrouwen, Een aen den Heer bevelen hun beleyd, Die zijn omringht met goedertierentheyd. 6 Verheughd u dan, met blijschap in den Heere, Rechtvaerdigh mensch, singht uwen God ter eere, Met vrolickheyd. Beroemt hem t'aller-tijd, Ghy, die oprecht en vroom van herten zijt. Vorige Volgende