Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David(1659)–Cornelis Boey– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den XXIII. Psalm. De Heer, die is mijn herder, die my spreken, My singen doet, dat my niets sal ontbreken. Hy weet in 't gras, by 't water my te schicken; Hy voed en laeft, mijn ziel doet hy verquicken. Om sijns Naems wil, doet hy my veyligh treden In 't suyver spoor van sijn gerechtigheden. 2 Al gingh ick schoon door schrickelicke wegen, Door 't dal des doods; ick souw niet zijn verlegen, 'k En had geen vrees; want ghy zijt aen mijn sijde. Vw stock en staf, troost my, die u belijde. Voor mijn gesicht doet ghy de tafel rechten, In spijt van die my haten en bevechten. 3 Ghy salft mijn hooft; ghy over-schenckt mijn beker; En boven dien maeckt ghy my vast en seker, Dat uwe gunst my nimmermeer begeven, En 't goede my sal volgen al mijn leven; Dat ick in 't Huys des Heeren sal verblijven Veel dagen langh, en vreughd' in God bedrijven. Vorige Volgende