Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David(1659)–Cornelis Boey– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Den XIII. Psalm. Hoe langh vergeet ghy my noch, Heer, Tot wien ick my geduyrigh keer'? Hoe langh sal ick u bystand vergen, En ghy voor my uw aenschijn bergen, Dat my herstellen kan in eer? 2 Hoe langh sal ick my noch bera'en? Nu hier, nu daer mijn ziel op slaen? En daegh'licks droefheyd sien voor oogen? Mijn Vyand, over my verhoogen? En my, met smerten over-la'en? 3 Aenschouwt my, Heer, in desen schrick; Verlicht mijn oogen, op dat ick, Niet in den dood en kom t'ontslapen; Maer in uw heyl magh blijschap rapen, Daer ick aen denckende verquick. 4 Op dat mijn Vyand, die my wacht, Niet segg', ick heb hem over-kracht, Mijn Tegenstrijders van vermeugen, Tot mijner spijt haer niet verheugen, Als ick tot wanck'len waer gebraght. 5 Maer, op uw' goedertierentheyd, Vertrouw' ick my, in mijn beleyd. Mijn hert, verblijd in 't heyl des Heeren, Sal hem een danckbaer lied vereeren, Die my het goed doet, dat hy seyd. Vorige Volgende