Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David(1659)–Cornelis Boey– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den V. Psalm. Neemt mijne redenen ter ooren, O Heer, verstaet wat ick u segh; Wat ick bedenck' en overlegh; Laet het geroep van uw Verkooren, Niet gaen verlooren. 2 Merckt op de stem van mijn gebeden, O Ghy, mijn Koningh, Ghy, mijn God, Die my noyt over-gaeft ten spot; Want in mijn gebed sal ick met reden, Aen u besteden. 3 Ghy sult mijn stem des morgens hooren; 'k Sal 's morgens, Heer, met mijn geklagh, My schicken t'uwaerts voor den dagh. 'k Sal houden wacht, en voor uw' ooren, Mijn nacht-rust stooren. 4 Want gy sijt God, wiens reyn begeeren Geen lust en heeft aen godloosheyd. De Boose, die ghy 't goed' ontseyd, Sult ghy by u noyt doen verkeeren; Maer van u weeren. 5 d'Onsinnigh', in hun dwaes verwachten, En sullen niet voor u bestaen; Maer voor uw' oogen t'onder gaen. [pagina 8] [p. 8] Die ongerechtigheyd betrachten, Sult ghy verachten. Pause. 6 Ghy sult verdoen die leugen spreken; Een grouwel hebt ghy van die lieght, Van al die list smeet en bedrieght. Den man des bloeds sult ghy af-breken, En d'onschuld wreken. 7 Maer, door uw' goedertierentheden, Sal ick uw's Heyligheyds Palleys, Vw' Huys besoecken, menigh reys. 'k Sal, buygend' in uw' vrees mijn leden, Tot voor u treden. 8 O Heer, dien ick soeck te verhoogen, Leyd my in uw' gerechtighe'en. Om mijn Verspieders wil alleen; Wilt uwen wegh eens voor mijn oogen, Te richten poogen. 9 Want al die my nu verdeelen En is niet rechts; haer binnenst' is, Niet anders , dan verderffenis; Als graven, zijn hun open keelen; Hun tongen streelen. 10 Verklaertse schuldigh en verwesen, Breeckt haren raedslagh en beleyd; Om dats' in weder-spannigheyd, Stout tegens u zijn op-geresen; En my doen vreesen. 11 Maer laet uw volck, uw Lievelingen, Staegh juychen, van u op-geweckt; Om dat ghys' altijd over-deckt. Laet doch uw's Naems-Beminnaers singen, Van vreugd' op-springen. 12 Want ghy sult al wie oyt van degen Godvruchtigh en rechtvaerdigh was, Bekroonen, als met een rondas; Omringen sult ghy hem met segen, In al sijn wegen. Vorige Volgende