Caspar Streso, Bedienaer des H. Euangeliums in den Hage, aen den Heere Cornelis Boey, Fiscael en Procureur-Generael.
Mijn heer en vriend,
Gevraeght zijnde wat ick oordeele van uwe Psalmen, die ghy my ter hande gestelt hebt, soo en kan ick daer van niet spreecken sonder onderscheyd te maken; want als ick uwe samen-stellinge sal vergelijcken met de oude ende die in 't openbaer gebruyck is aengenomen, soo ist my onmogelick, dat ick dese uwe niet en soude prijsen boven deselve. Maer, soo ick van de uwe sal oordeelen tot dienst en nuttigheyd der Kercke, ende in vrage stellen, of het niet dienstigh en ware, dat men dese uwe, in plaets van de oude, aen-nam, of met deselve vermenghde; soo moet ick nootsakelick seggen, dat het te vergeefs is, dat men met Particuliere oordeelen het selfde dispuyt