geopend en snelde zijn vrouw, die in de huiskamer had zitten lezen, ontsteld naar binnen.
‘Heb je dat gegil gehoord?’ riep zij met ontzetting.
‘Ik heb het al vaker vernomen.’
‘Maar wat is dat voor een geluid? Het zal hier toch niet spoken?’
‘Laten we naar buiten gaan! - misschien komt het terug. Het zou dwaasheid zijn terstond aan geesten en bovennatuurlijke dingen te denken. Er kon eens iemand zijn, die er aardigheid in had, ons bang te maken.’
Hij lachte gedwongen.
‘Maar het was toch geen menschelijke stem? Hoorde je dit nu laatst nachts ook?’
‘Ja - hetzelfde, maar bovendien nog geluiden in huis.’
Mevrouw Winkelman huiverde. Zij stonden nu in de gang voor de voordeur en de dokter legde zijn hand op den deurknop om naar buiten te gaan. Zij hield hem tegen.
‘Zou je Frans niet roepen om met je mee te gaan?’
‘Frans en Lena zijn al meer dan een uur boven. Als ze nog wakker zijn, moeten ze het ook wel gehoord hebben. Roep eens zacht aan de trap. Als Frans nog niet slaapt, zal hij wel antwoorden.’
Mevrouw Winkelman deed wat hij vroeg, maar er volgde geen antwoord van boven. De huishoudster en de huisknecht waren reeds te diep in slaap om zich aan spookachtige geluiden in en om het huis te storen.