‘U doelt zeker op dat oude verhaal van den moord op Maaiken de Zwerfster? Van haar verschijning hebben wij hier tot nu toe niets bemerkt. Ik ben op dat punt trouwens wat sceptisch gestemd! men ziet zoo iets misschien eerder als men er aan gelooft....’
‘En tóch moet er iets meer dan bijgeloof achter die vele geschiedenissen van spoken en witte wieven zitten’, meende de dokter. ‘In Indië heb ik op dit gebied gekke dingen gehoord en zelf ook wel meebeleefd - dat is dan ook de reden geweest, dat ik wat studie ben gaan maken van het spiritisme en de hypnotische en somnambuleverschijnselen.’
De heer Verhoeven haalde nogmaals zijn schouders op.
‘Gelooft u eraan, mevrouw?’ vroeg hij, zich tot de gastvrouw wendende met een lachje van twijfel.
‘Er zal zeker wel veel zijn, dat wij nog niet weten - maar spiritisme lijkt me toch een gevaarlijk gebied. Voor mijn man was het beter, dat hij zich minder in die geheimzinnigheden verdiepte.’
‘Zoo denk ik er ook over’, zei mevrouw Verhoeven. ‘Wat nut doen die séances? Maar wij hebben wel kennissen, die er veel aan doen. Mijn neef Tellegen bijvoorbeeld - die is er aan verslaafd! Hij komt misschien dezen zomer bij ons - dan kunt u uw hart nog eens ophalen, dokter!’
‘U spreekt er te licht over, mevrouw!’ zei Winkelman, zich een weinig opwindend. ‘Is dit niet de eenige weg om nog aanraking te krijgen met de dooden?’