Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Kortbondige spreuken wegens de ziektens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,82 MB)

Scans (55,61 MB)






Editeur
G.A. Lindeboom

Vertaler
Cornelis Love



Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Kortbondige spreuken wegens de ziektens

(1979)–Herman Boerhaave

Vorige Volgende
[p. 293]origineel

Kunstwoorden in dit werk.

A.

ABdomen, Onderbuik.
Abortus, Misgeboorte.
Abscessus, Zweeringh. Ettergezwel.
Α᾿διαφορία, Onverschilligheid.
Α᾿διψία, Dorsteloosheid.
Adeps, vet, smeer.
Agaricum, Lorkenzwamme.
Α᾿γκύλωσις, t'zaamentrekking.
Α᾿γκυλόγλωσσον, tongriems aanwas, spanader.
Α᾿κμη, de hoogste top van de ziekte.
Α᾿νάβασις, de aan was, of opklimming der ziekte.
Α᾿ναβατικὰ. opklimmende.
Α᾿ναληττικὰ, versterkende.
Α᾿νεύρισμα, Een slagaderlyke breuk.
Angina, Worgende keelgezwel.
Angina Aquosa, Waterig.
Angina Cancrosa, kankeragtig.
Angina Catarrhosa, sinkenagtig.
Angina Convulsiva, stuiptrekkend.
Angina Imflammatoria, Ontstekend.
Angina Gangraenosa, heetvuurig.
Angina Oedematosa, slymagtig.
Angina Paralytica, lamagtig.
Angina Scirrhosa, knoestagtig.
Angina Suffocativa, stikkend.
Angina Suppurateria, Zwerende veretterende.
Α᾿νοσμος, Reukeloos.
Α᾿νορεξία, Spyswalging.
Anodyna, pynstillende.
Anthrax, een pestkool, negenoog.
Anthypochondriaca, tegenmild-zugtige.
Anthysterica, tegenopsteygende.
Anthelminthica, tegen wormige; of wormdoodende.
Antiphlogistica, tegenvuurige.
Antiseptica, tegenverrottende.
Antidota, tegengiften.
Antiades, ἀντιάδες, μῆλα, σαογγοὶ, amandelen.
Antispastica, tegenkrampig.
Antipyicum, tegenetterend.
[p. 294]origineel
Aphthae, de Spruuw.
Apophlegmatica, slym-zuiverende.
Apostema, Apostasis, Aposteum, zak-etter-geswel.
Apoplexia, Beroertheid.
Apozema, een afziedende drank.
Apophysis, ἀπόφυσις, uitwasch.
Α᾿πυρεξία, Buytenkoorsigheid.
Arteria, Slagader.
Arteria Aorta, de groote -
Arteria Aspera, de lucht, strot-ader.
Arteria Coeliaca, des buiks-
Arteria Caerotides, des slaap- slag-
Arteria Epigastrica, opperbuiks-
Arteria Hypogastrica, onderbuiks-
Arteria Mesenteriaca, darmscheels-
Arteria Pulmonica, longs-
Aristolochica, kraam-vloedbaar helpende.
Arthritis, Podagra, Jigt, gigt, Flerecyn, ledenpyn.
Asthma, aamborstigheid.
Α᾿τροφία, Voedensgebrek.
AEtiologia, Oorzaak - kunde.

B.

BRonchus. De Gorgel, 't middelste van de Longpyp.
Bronchoceles. Gorgelgezwel, keelscheur.
Bronchotomia, strotsnee.
Borborygmus, beslooten gerommel van winden.
Botanica, kruidkundigen.
Bubo, Een lasgezwel, losbuil, Venusbuik.

C.

CAchexia, Kwaadgesteld heid.
Cacochymia, quaadzappigheid.
Cacoëthes, Kwaadaardige zweer.
Cacocholia, Galziekte.
Cacochylia, kwade chylmaking.
Calius, eelt.
Calva, Calvaria, cranium, bekkeneel, herssenpan
Cancer, Carcinus, carcinoma. de kanker, kreeftgezwel.
Cantharides, Spaansche vliegen.
Cardiaca, hertsterkende.
Cardiogmos, cardialgia. Hertepyn.
Caries, teredo, teredum paedar-throcace, beenvreting.
Carminantia, Windverdryvende.
Carnosa Membrana, vleesig vlies.
Carpus, de Voorhand.
Cartilago, χόνδρος, kraakbeen.
Carus, slaapzugt, slaapziekte.
[p. 295]origineel
Catalepsis, Catochus, Catoche, Zinvang, ledenstyving.
Cataplasma, een pap.
Cataracta, een valvlies, een verdonkering in 't gezigt.
Catarrhus, een zinking.
Catharticum, een buikzuivering, een purgatie.
Cathether, een blaaspleelder.
Causus, Causos, een brandende koorts.
Causa, Oorzaak.
Causa Prima eerste.
Causa Remota, de volgende.
Causa Principalis, voorname.
Causa Media, middel-
Causa Procatarctica, beginnende.
Causa Proëgumena, voorgaande.
Causa Proxima, naaste.
Causa Instrumentalis, werktuigige.
Cerebrum, 't brein, de voorherssenen.
Cerebellum, de agterherssenen, 't agterbrein.
Chiragra, handeuvel.
Chirurgia, Heelkunst.
Cholagoga, Galontlastende.
Choledochui, Galleider.
Cholerica passio, Galbraking.
Chordapsus, Darmkring, Borst, buikwee.
Chylus, de Chyl, voedendzap.
Chylopoëia, Chylmakingh.
Chymia, Schev kunst.
Cina cinae, China china. De bast van een Peruviaansche boom.
Clysma, Enema, darmspuiting, Clysteer.
Coeliaca passio, een grauwe loop.
Colica passio, darmscheilspyn of Colyk.
Collyrium, oogwater.
Comasomnolentum, slaapzugt.
Condyloma, Condylus, knoopzwelling.
Consolidatio, een verdikking.
Contusio, kneusing.
Convulsio, stuiptrekking.
Coryza, gravedo,verkoudheid, zapverdikking door kou.
Crisis, Oordeel, scheiding, onderscheiden teken van de ziekte.
Criticidies, scheydagen, op welk de ziekte zich openbaard, of tot mindedering, of tot vermeerdering.
Crus, de Schenkel.
Cruor, 't bloed, aderlyke bloed.
Cucurbita, een zypglas, een kop.
Cynanthropia, Een dolle honds beet.

D.

DEcocta, afziedzels.
Deglutitio, Doorzwelging
Deliquium animi, Eclipsis, Lipothymia, Lipopsychea, Apopsychia, Syncope, Flauw-
[p. 296]origineel
te, bezwyking. Een valling van zich zelfs.
Delirium, ylhoofdigheid.
Dentitio, tandgroeying,- werding.
Depuratio, zuivering.
Desquammatio, beenschelfering.
Destillatio, neerdruiping.
Diabetes, pischvloed, zynde een διάρροια εις ερον, ὕὀερος ἐις ἀμίδα, Een waterzugt in de pot.
Diacodiata, Slaapmiddelen.
Diagnosis, Onderscheiden kenns.
Diaphoretica, doordryvende doorzwetende.
Diaphragma, φρένες, ὑαόζωμα, Septum transversum. Middelrift.
Diarrhoea, Loop.
Diarthresis, Dearticulatio, losleding, ontwrigting der beenen.
Diastole, opening des herts.
Diathesis, gesteldheid des Lichaams.
Diaeresis, dooreeting der vaten.
Digestio, verspreiding, uithaaling, verteering, weking.
Diploë, herssentafels.
Diuresis, pisscheiding dryving.
Diuretica, pisdryvenden.
Drastica, aanstonds helpende.
Ductus thoracicus, chylifer, de borstbuis, de chylvoerder.
Dysenteria, roode Loop.
Dyspnoea, moeyelyke adem.

E.

ECchymoma, Ecehymosis, bloedrunning, blauwe vlekking.
Ecstasis, buiten zyn zelfs raking.
Ecthymata, puisten.
Elastica vis, een weerbuigende kragt des Lugts.
Elaterium, een sterk purgeermiddel door wilde Concommer.
Electuarium, 't zamengesteld Conserf.
Elementa, hoofdstoffen, beginzelen.
Elephantiasis, Lazery, Melaatsheid.
Elevatorium, een beenheffer.
Elixtir, uittreksel.
Embryon, een onvolwassene vrugt.
Emeticum, een braak-drank.
Emmenagoga, de stonden verwekkende.
Emollientia, versagtende.
Empeiria, vel empiria, Ervarentheid.
Empeirici, Empirici, Ondervinders, dog de ondervinding zonder reeden, Quakzalvers.
[p. 297]origineel
Emphractica, verstoppende.
Emplastica, zweetbelettende.
Emphysema, Opblazing.
Emplastrum, pleyster
Empneumatosis, inademing.
Emprosthetonos, voorwaarts, hals spanning.
Empyema, ecpyema, ecpyesis. een Etterborst.
Empyreuma, verbrandheid.
Emulgentia vasa, niervaten.
Emulsio, een melkdrank.
Emunctoria, ontfangbuisen.
Enaemon, een bloedstempend middel.
Enchymoma, scheurbuikige blauwigheid.
Encephalos, herssengestel.
Encope, insnyding.
Enterocele, Darmbreuk.
Enteromphalos, navelbreuk.
Epacmastica, aangroeyende.
Ephemera, dagelyks.
Epicrisis, oordeel van de ziekte.
Epidermis, bovenhuit
Epiaiaymides, parastatae, de opperklootjes
Epigast ium, middelbovenbuik
Epigenesis, Epigenema, een toeval boven de ziekte, een order in degeneratie der deelen.
Epiglottis, Epiglottalis, 't vyfde kraakbeen van de strot, strotlap, strottongskens.
Epilepsia, Herculeus, Hera cleus morbus, vallende ziekte, Maanziekte, S. Jans Euvel.
Epiphysis, aanwassing.
Epiplocele, Epiplomphalum, navelbreuk.
Epipiploon, Omentum, Reticulum. 't Net.
Epischion, Ospubis, 't schaambeen.
Epispastica, natrekkende.
Epistomia, de mondtjes der vaten.
Evithema, een betting
Epulotica, die lidtekens maken.
Erysipelas, de Roos.
Eschara, εςχάρα, de korst.
Essenua quinta, sive Clyssus, de vyfde essentie, 't kragtigste pit der Medicynen.
Ethmoides, 't zeefbeen.
Euchymia, welgesteldheid der sappen.
Eucrasia; een welgematigheid.
Eupepsia, een goede kooking.
Eueria, een goede gesondheids stand.
Eupnoëma, een goede ademing.
Eusarkos, ἑύσαρκος, wel in 't vleesch.
Eutrophia, een goede voeding.
Exanastomosis, een opening van de monden der vaten.
Exanthemata, uitloopende puisten.
[p. 298]origineel
Exarthroma, Ontlid.
Exomphalos, uitbulting des Navels.
Exostosis, uitwassing des beens.
Expiratio, Ecpneumatosis, uitademing.
Extirpatio, afzetting.

F.

FAcies Hippocratica, een Hippocratisch wezen, waar in de dood tekenen.
Faces, uitwerpsels, drek.
Fascia, een windsel.
Febris, de koorts.
Febris Quotidiana, dagelyksche.
Febris Diaria, Ephemera, dag-
Febris Pemptaeos, vyfdendaagsche.
Febris Tertiana, anderdaagsche.
Febris Quartana, derdendaagsche.
Febris Lipyria, een heetekoude-
Febris Hectica, taye,
Febris Marasmodes, uitdroogende.
Febris Symptomatica, toevallige.
Febris Phricodes, bevende.
Febris Periodica, rontom lopende.
Febris Synochica, veeldaagsche.
Febris Causus, brandende,
Febris Hemititraea } half anderdaagsche.
Febris Semitertiana } half anderdaagsche.
Febris Acmastica, stilstaande.
Febris Epacmastica, opklimmende.
Febris Paracmastica, afgaande.
Febris Phlegmonodes, vuurige.
Febris Cominua, geduurige.
Febris Intermittens, ophoudende, en wederkomende.
Febris Pemphigodes, een puistige.
Febris Putrida. Vuile,
Febris Anomala, onordentelyke.
Febris Theriodes, lues Hungarica, brandende, of Hongaarse pest
Febris Epidemica, doorgaande
Febris Chronica, langduurend.
Fissura, een spleet.
Fistula, Ευριγξ, een etterhol.
Folliculus fellis, de galblaas.
Fonticulus, een fontanel.
Fungus, basterd vleesch.
Funiculus umbilicalis, de anvelstreng.
[p. 299]origineel

G.

GAllica lues, Venussmet. Ganglion, een zenuw- of peesknoop.
Gangraena, Ignis persicus, heetvuur.
Gargarion, Ciôn, Columella, Gurgulio, Uva, Uvula, de Lel, of Huig.
Gargarisma, een Gorgeldrank.
Gastricus Succus, Maagzap.
Gastroraphia, buikhegting.
Gastrotomia, buiksnyding.
Gingiva, tandvleesch.
Glottis, strotten hoofdstriemtje
Gluten, Lymzap.
Gomphiasis, vel Agomphiasis, losheid der tanden.
Gomphosis, invoeging van 't been.
Gonorrhoea, Zaadloop, Druipert.
Gumma gallicum, een uiteeting, of knaging van 't been in Venussmet.

H.

HAEmatopoëma, bloedmaking.
Haemoptoica, tegen bloedspugende.
Haemoptysis, bloedspuging.
Haemorrhagia, bloeding.
Haemorrhoides, aambyen.
Haemostaticum, bloedstempend.
Harmonia, overeenkomst.
Haustus, een drankje.
Helos, Clavus pedis, Lykdoorn.
Hemiplegia, Lammigheid aan een zyde.
Hepatica, Levermiddelen.
Hepaticus Fluxus, Levervloed.
Hepatitis, Ontsteeking van de Lever.
Hernia, een breuk.
Herpes, Ignissacer, κεγχριυς, Hayrworm.
Heterocrania, hoofdpyn.
Hexis, taye gesteldheid des lichaams.
Hirudo, bloedzuiger.
Humectantia, bevogtigende.
Hydatides, Hydroae, waterblaasjes.
Hydragoga, } watervoerende.
Hydraulica. } watervoerende.
Hydrocardia, hertewater.
Hydrocele, waterbreuk.
Hydrocephalos, waterhoofd.
Hydromel, honingdrank.
Hydrogala, watermelk.
Hydronosos, Engelszweet.
Hydrophobia, watervrees.
Hydropica, water verdryvende.
Hydrops, waterzugt.
Hydrops ἀνάσαρνος tusschen vel en vleesch.
Hydrops ἀσκίτης, Buikwater.
[p. 300]origineel
Hydrops Asperae arteriae, van de longpyp.
Hydrops Glandularum, - klieren
Hydrops Ovariorum, - eyernest.
Hydrops Pulmonis, - Longe.
Hydrops Thoracis, - borst.
Hydrops ὑπο σαρκα, - onder 't vleisch.
Hydrops Tympanites - trommel water.
Hydrops Uteri - Lyfmoeder.
Hydropthalmion, waterigheid onder de oogen.
Hypercatharsis, overmatige buikzuivering.
Hypocatharsis, een zachte purgatie.
Hypersarcosis, spongieusvleesch.
Hypochondriacae, Onderbuiksziekte, mildzugt.
Hypogastrium, onderbuik.
Hypostasis, zetting in 't water.
Hypothesis, onderstelling.
Hysterica passio, opsteiging.

I.

IChor, waterig bloed. Icterus, Geelzugt.
Idiopathicum, eigenlydig.
Iliaca passio, Miserere mei, volvulus, Tormentum, lankeuvel, kronkeldarmspyn, &c.
Incubus, Incubo, Asthma Nocturnum, Nagtdrukking, Nagtmerry.
Infusio, uittrekking van kragten door ingieting.
Inguen, de liefsen, heupen.
Insolatio, zonhetting, aftrekking, opgistingh door de Zon.
Inspissatio, verdikking.
Intestinum, gedarmte.
Intestinum Colon, kronkel-darm.
Intestinum Duodenum, twaalfvinger-
Intestinum Jejunum, ydele-
Intestinum Ileum, omgebogen-
Intestinum Caeeum, blinde-
Intestinum Rectum, Regte aars.

L.

LAmbdoïdes, Winkelnaat. Laryngotomia, strottesnee.
Larynx, strottenhooft, gorgel.
Lenticulare, een schraapmesje.
Lentigines, Ephelides, Somersproeten.
Lepra, Impetigo, Elephantiaesis, Albara van de Arabiers, Lazery, Melaatsheid.
Lethargus, slaapkoorts.
Leucophlegmatica, slymagtige waterzugt.
Lienteria, spysloop.
Linimentum, smering.
Lipothymia, een bezwyking, een flauwte.
Lithiasis, steengroeying.
Lithontriptica, steenbrekende.
Lithotomia, steensnyding.
[p. 301]origineel
Lobuli pulmonum, longdruiven.
Lochia kraamzuivering.
Lues Venerea, Venus ziek te.
Lumbago, lende pyn.
Luxatio, dislocatio, eluxatio, ontwrigting.
Lycanthropia, wolfsbeet.
Lympha, Water.

M.

MAdarosis, uitvalling des Hayrs.
Mala, gena, de wang.
Malacia, een verdorve honger.
Malactica, verzagtende.
Mania, dolligheid.
Marcor, Marasmus, uytteering.
Masticatio, kauwing.
Mater dura, ac pia, 't dikke, en dunne hersenvlies.
Maturantia, rypmakende.
Meconium, slaapbollezap.
Medulla Spinalis, ruggemerg.
Melanagoga, zwarte gal verdryvende.
Melancholia, droefgeestigheid.
Membranaadiposa, 't vetvlies.
Meninges, hersen vliesen.
Menses Maandstonden.
Menstruum, id.
Mentagra, schubagtige Lazery in 't aangesigt.
Mercurius, Quik
Mesenterium, Darmscheil.
Mesenterica, Mesaraica, Darmscheils vaten.
Metabasis, een overgang van 't eene middel tot het ander.
Metabole, verandering.
Metacarpus, de agterhand.
Metaptosis, verandering van een ziekte in een ander.
Metastasis, verplaatzing van ziekte.
Metatarsus, agtervoet.
Modiolus, trep num, een boor
Mola, patella, de knieschyf.
Mon plegia, eenzydige hooftpyn.
Morbilli Maselen.
Morbus, ziekte.
Morbus Gallicus. } Venus smet.
Morbus Hispanicus. } Venus smet.
Morbus Indicus. } Venus smet.
Morbus Regius, geelzugt.
Morbus Epidemius, erf-
Morbus Endemius, land-
Morbus Epidemicus, doorgaande-
Morbus Chronicus, langduuren-
Morbus Pandemius, gemeene-
Morbus Autumnalis, Herfst-
Morbus Aestivus, Zomer-
Morbus Hibernus, Winter-
Morbus Monohemerus, daagsche-
Morbus Homotonos, eenpaarige-
Morbus Acmasticus, stilstaande-
Morbus Ecpacmasticus, toenemende-
[p. 302]origineel
Morbus Paracmasticus, afgaande-
Morbus Lunaticus, maan-
Morbus Prolepticus, vervroegende-
Morbus Sporadicus, verspreydende-
Motus convulsivus, stuyptrekking.
Mucro cordis, de punct van 't hert.
Mucus intestinalis darmstym.
Musculus, een spier.

N

NArcotica, verdovende middelen.
Nephritis, graveel, Nierwee.
Nervus opticus, oogzenuw.
Nervina, zenuw - middelen.
Neurologia, beschryving van de zenuwen.
Noctambulus, nagtwandelaar.
Novacula, scheermes.
Nycthemerum een etmaal.

O

OBelaea, sutura sagittalis, de pylnaat.
Obstipatio, verstoptheid.
Odontalgia, tandpyn.
Odontica, tandspynmiddelen.
Oeconomia, huyshouding.
Oedema, een stymgezwel.
Oesopbagus, de maagpyp,
Oligotrophia, verminderde voeding.
Omentum, 't net.
Omphalocele, navelbreuk.
Omoplata, schouderblad.
Opisthotonos, agterwaarts-spanning.
Oppilatio, verstopping.
Orexis. eetlust.
Organum, werktuyg.
Orthopnoea, regtopzittende ademhaling,
Oscitatio, geeuwing.
Ossa, beenen.
Ossa Hyoides, } tong-
Ossa Lambdoides, } tong-
Ossa Sphenoides, } Wigge-
Ossa Cuneiforme, } Wigge-
Ossa Spondyli, Wervel-
Ossa Spongiosum, } zeef-
Cribriforme, } zeef-
Osteologia, beenbeschryving,
Otalgia, oorpyn.
Ovarium, eyernest.
Oxymel, azynhoning.

P.

PAchyntica, verdikkende.
Phaedarthrocace, beenvreter.
Palliatio, eeu plaatsmiddel.
Palpebra, oogscheelen-
Palpitatio, pulsatio cordis, hertklopping.
Panacaea, een algemeen geneesmiddel
Panchymagoga, buykzuyverende.
[p. 303]origineel
Pancreas, buyk - klier bedde.
Pandiculatio σκορδιυνιασμὸς, σκαρδίνημα, uitrekking.
Panniculus adiposus } 't vet vleesig vlies,
Carnosus } 't vet vleesig vlies,
Nervosus } 't vet vleesig vlies,
Graec. Υ μην Σαρκώδης
Paepulae, Boa Sudamina, roodvonk.
Paracentesis, doorboring van de borst.
Paracme, de afgang van de ziekte.
Paralysis, lammigheid.
Paraphrenitis, bastaard raserny, of koorts.
Paraphrosyne, yling des verstands.
Paraplegia, geheele lam migheyd.
Paraplexia, id.
Pararythmus, een onregelmatige pols.
Parasynanche, een ontsteking van de keelspieren
Paregorica, verzagtende.
Paremptosis, een tusschen schietend toeval in een ziekte.
Parencefalos, 't herssen breyn.
Parenchymata, ingewanden daar 't bloed doorloopt.
Paresis, een zoort van lam migheid, na 't Colik.
Parysthima, Amygdalae, amandele.
Paroptosis, branding.
Parotides, oorklieren.
Partus Caesareus, de Keyserlyke snede.
Pathema, beweging, lyding des gemoeds.
Pathognomicum, een eyge teken.
Pectoraliaseu Baechica, borstmiddelen.
Pediluvium een voet bad.
Pelicanus, een Pellikaan, een Chirurgyns instrument om te vatten, ook een Chymisch, genoemd, een Circulatorium.
Pelvis 't bekken.
Penis, membrum virile, mannelyke roede.
Pepasmus, een koking en rypwerding der vogten.
Percolatio, een doorzyging.
Perialsma, Amuletum, een middel dat men aan de hals draagt.
Pericardium, hertezakje.
Perinaeum, de Bilnaad.
Periosteum, 't beenvlies.
Peripheria, de omtrek.
Peripneumonia, ontsteking det longe, longziekte.
Peristalticus motus, nederwaartsche beweging der ingewanden.
Peristromata, rokken der ingewarden, of dekens voor de ziekte.
Perisystole, stilstand.
Peritonaeum, de penszak.
Perittoma, 't uitwerpsel na de kooking.
Perniones, χίμετλα, μάλκαι. kakhielen,
[p. 304]origineel
Pessaria, moederpillen, setpilllen.
Pa[.]ato[...]es, Schubagtige pis
Petechiae, petechialis, peperkoorn, bluschkoorts.
Phacos, een sproet.
Phoenomena, verschynsels.
Pharedaena, een wolf, een uitgezwooren kanker.
Phalacrosis, uitvalling des hayrs.
Phantasia, inbeelding.
Phantasma, ib.
Pharmacia, pharmacopaea. Apotheecq, of kruid-mengkonst.
Pharmacum, een medicament.
Pharynx, Fauces, φαρύγγετρο[.], [.]σφά, ο, β οχὸς, 't operste gedeelte, van de maagpyp, 't keelgat.
Pharyngoiomia, keelsnee.
Philomum een rustmiddel, een zoort van een opiaat.
Phleborrhagia, een aderberst.
Phlebotomus, een lancet.
Phlegma, slym-snot.
Phlegmagoga, slymverdryvende.
Phlegmone, een ontsteeking.
Phlyctaena, een waterblaar, puyst.
Phoenigmata, blaartrekkende.
Phosphorus, een ligtbrenger, uit de pis getrokken, in het water bewaard.
Phrenitis, phrenitiasis, phrenesis raserny, rasende koorts.
Phteriasis luis-ziekte.
Pthisis, pthoë, tabes, teering, longzweer.
Physema, physesis, een opblazing.
Physiognomia, kennis in de natuur byzonder ontrent 't gezigt.
Physiologia, een kennis van de natuur, byzonder van des mensche lichaams gesteldheid.
Phytologia, plant kennis.
Picrocholus, galagtig.
Pinna auris, de oortop.
Pistolochia, de vrugtafdryvende.
Pityroïdes, semelagtige pis.
Placenta, hepar uterinum, de moederkoek.
Plerotica, vleeschmakenden.
Plethora, bloedrykheid.
Pleura, 't borstvlies.
Pleuritis, zydewee, pleuris.
Pleuritis notha seu spuria, bastaard pleuris.
Plexus Choroides, de net wysgevlogte vlegting.
Plexus nervosus. zenuwknoop
Pneumatocele, een windbreuk.
Pneumatosis, geestmaking.
Pnigalium, de nagtmaar.
[p. 305]origineel
Podagra, arthritis, voeteuvel.
Polychreston, een middel tegen veele ziektens.
Polychronius, een langdurende ziekte.
Polypus. een slymprop.
Polysarcia, groflyvigheid.
Polytrophia, veelvoeding.
Pomum Adami, Adams appel.
Poples de haassen.
Poplitoeus, de haasenspier.
Porosis, eeltmaking.
Praecipitatio, schifting, neerstooting.
Praecordia, borstingewande.
Praeputium, voorhuid.
Praesepia, praesepiola, de tandhuisjes of gaatjes.
Presbytia, blindheid van ouderdom.
Priapismus, onwillige roestand.
Prodromus, voorloper.
Profluvium, vloed.
Prognosis, voorkennis.
Prognostica, voorseggende.
Prophylactica, verhoedende.
Prosphysis, een t'zamenwas.
Prostatae, voorstanders.
Protopathia, en voorname ziekte.
Pruritus, jeuk.
Psammismus, een bad uitzand
Psammodea, zandigheid in dep is.
Psoas, lendenspieren.
Psora, een sememelagtige schurft.
Psorica, middelen tegen schurft.
Ptarmica, Sternutatoria, nies-middele.
Pterygium, uitwas, vleugel.
Ptisana, een koeldrank.
Ptyalismus, een geduurige spuuwing.
Puerpera, een kraamvrou.
Pupilla, pupula, oogappel.
Purgantia, buikzuiverende.
Pylorus, de poortier van de maag,
Pyon, etter.
Pyrosis, hette in 't aangesigt.
Pyrotica, inbrandende.

R.

RAbies canina, Hondsdolligheid.
Radius, Στήριγξ, Κερκὶς, παραπήγιον, de kleine elle-pyp.
Receptaculum Chymicum, ontfanger.
Redivia. nynnagel.
Refrigeratorium, een koelvat.
Res naturales, natuurlyke zaaken. Die werden gesteld drie. n: gezondheid, gezondheids oorzaaken, gezondheids uitwerkingen. Andere nee-
[p. 306]origineel
men de Elementen. Temperament, vogten, geesten, vermogens, werkingen.
Res non naturales, niet natuurlyke zaken, die zyn ses: lugt, spys en drank, beweging, en rust, hertstogten, uitwerpzels, en die behouden werden.
Rete mirabile, 't wondernet.
Retiformis tunica, het netvlies.
Resolventia, verdryvende.
Rachitae, ruggraadsspieren.
Rhachitis, lendevang.
Rhacos, een gescheurde zweer.
Rhagoides, druivevliesch.
Rheumatismus, vloeying.
Risus Sardonicus, Sardonische lach.
Ructatio, Ructus, Bombus, oprisping, oprispende, wind.
Rugitus, gerommel.

S.

SAlivatio, quylmaking.
Sambucus, vlierboom.
Sanguis Draconis, Drakenbloed.
Saphaena, de moederader.
Sarcocele, een vleesbreuk.
Sarcoma, een vleesig uitwas.
Sarcotica, vleeschgroeijende.
Saturnina, loodmiddelen.
Saxifraga, lithontriptica, steenbreekende.
Scarificatio, insnyding, vlyming.
Sceletum, een geraamte.
Scirrhus, een knoestgezwel.
Sclerotica, verhardende.
Scorbutus, blauwschuit.
Scotomia, draying in 't hooft, zwymeling.
Scrotum, klootzakje.
Sedimentum, zetting.
Semiotica, kennis van de tekenen der ziekte.
Septica, verrottende.
Septum Cordis, 't hertenschot.
Serum, wey.
Setaceum, een seton.
Sinapismus, mosterd-pap.
Sinciput, voorhoofds been.
Singultus, de hik, de nok.
Sinus boezemzweer.
Siriasis, een ontsteeking van de hersenen en hersenvliesen.
Sol, chymice, 't goud.
Solanum, nagtschade.
Somnolentia, geduurige slaap.
Spasma, de kramp.
Spasmodica, krampmiddelen.
Specillum, een tenteeryzer.
Sphacelus, koud vuur.
Sphenoides, 't wiggebeen.
Spincter, de sluitspier.
Spina ventosa, een beenvreter.
[p. 307]origineel
Splangnica, versterkende de ingewanden.
Splenetica, mildmiddelen.
Splenia, plumaceoli, compresse, wondkussens.
Spondylus, vertebra, wervelbeen.
Staphyloma, een oog-druif gezwel.
Steatoma, een spekgezwel.
Sternutatorium, niespoeder.
Stibium, Antimonium, spietsglas.
Stigma, een lidteken.
Strabismus, strabilismus, scheeloog, dubbelzigt.
Stranguria, droppelpis.
Sublimatio, een verheffing van fyne dampen door 't vuur
Succinum, ambersteen.
Sudor Anglicus, zweet-koorts.
Supercilium, wynbrauwe.
Suppositorium, zetpil.
Sycosis, sycoma, vyggezwel.
Symmetria, gematigdheid.
Sympathia, overeenstemming medelyding.
Symptoma, toeval.
Synanche, quade keelgezwel.
Synarthrosis, vaste leedesluiting.
Syncope, hertvang, zwymeling.
Synneurosis, bandhegting.
Syringa, een spuit van een klisteer.
Syringotomia, een snyding van fistels.
Systole, toesluyting des herts.

T.

TAbella, trochiscus, een koekje.
Tabes dorsalis, ruggetering.
Temporalis musculus, de slaapspier.
Tenesmus, Tenasmus, perssing, dwang tot stoelgang.
Testiculus Venereus, zandkloot.
Tetanus, regtstyvige kramptrekking.
Trachea, long-pyp.
Therapeutica, genesende.
Thermometron, natuurlyke warmte.
Thrombus, geronne bloed.
Tinctura, Elixter, uittreksel.
Tinea, drooge schurft.
Tmetica, verdunnende.
Tonsillae, amandelen.
Topica, plaatsmiddelen.
Tormina post partum, naweeën
Traumatica, wondmiddelen.
Turundula, een wiek.
Tubae Fallopianoe, eyerleiders, trompetten.
Tussis, hoest,
Tympanites, 't trommelwater.
[p. 308]origineel
Tympanum, 't trommelvlies.

V.

VAgina uteri, de schede des lyfmoeders.
Valvulae, klapvliesen.
Varioloe, kinderpokjes.
Varices, geborsten aders.
Vasa, vaten.
Vasa Capillaria, hairige.
Vasa Deferentia, afleidende.
Vasa Emulgentia, uitmelkende.
Vasa Lymphatica, water-
Vasa Proeparantia, voorbereidende.
Vasa Seminaria. } zaad-
Vasa Spermatica. } zaad-
Vectis, een beenligter.
Vegetabile, 't wasschelyke, 't groeijende, n. wegens planten.
Vehiculum Ochema, } Vogt met welke de Medicynen gemengd werden.
Venae, aders.
Venae Arteriosoe, slagaderlyke-
Venae Cava. Holle -
Venae Azygos, sinepari, sonder parige -
Venae Lacteae, melk -
Venae Portae, vel portarum, poort -
Ventriculus, de maag, holligheid.
Vesicantia, blein-, blaastrekkende.
Vesicatorium, spaansche vliegpleister.
Viscera, ingewanden.
Volsella, een nyptang.
Vola. 't hol van hand en voet.
Vomica, een longezweer.

U.

ULcus, een zweering.
Ulna, de groote ellepyp
Umbilicus, de navel.
Urether, de pisleider.
Urocrisis, urocriterium, uromantia, oordeel uit de pis.
Uroscopium, beschouwing van de pis.
Uva, de lel.
Uvea membrana, druif beesievlies.

EYNDE.


Vorige Volgende