| |
| |
| |
Register der zaaken.
't Cyffergetal wyst aan de Paragraphen, maar niet de bladzydens.
| |
A.
ADem, Moeijelyk, oorzaken uitwerkingen, 920. |
Aambyen, blinden. Haar oorzaak 959, zitplaats 963, scheiding. ib. |
Afzetting van 't been. Wanneer 464. In wat plaats 465. beschryving, 467. op wat wys en order te doen. 469-470. Bezorging tegen veelen toevallen. 471-476. |
Amandelen teekenen van ontsteeking, uitwerkingen. Voorkennis. 805. gesezing 811. |
Aanmerking in de geneeskunde, hoemen die neemt? 11. |
| |
B.
BAaring. Moeyelyk. Twederly oorzaak 131a. genezing van de eerste oorzaak 1311. tot 1417. van de laaste oorzaak. Teekenen. Uitwerking. Genezing. 1317-1322. |
Beenen. zyn zo wel als de zachter deelen ziektens onderhevig. 512. Waarom? 513. Worden in vyfderley zoort van ziekten onderscheiden. 514 tot 526. De eerste werd toegeschreven aan de tusschenstanden der beenen. 513 518. oorzaak der ziektens 513-516-531. Uitwerkingen. 531. Twede aan de blaasjes der beenen, en derzelver vogt. 518. oorzaak der ziektens. Uitwerkingen. 526. Voorkennis
|
| |
| |
527. 528. Derde aan 't uitwendig bekleedsel. 520. Oorzaak der ziektens. 531. Voorkennis 533. Genezing dezer allen. 534. De vierde; aan 't inwendig bekleedsel des beens. 522. Oorzaak der ziektens. 531. 543. 't Uiteinde in heet vuur. 543. in een beeneeting. 544. Derzelver onderscheiden kennis. 545. Genezing. 546. Genezing, indien verettering, of heet vuur, daar by is. 547. 548. De vyfde aan de vaaten en vaatjes der blaasjes des bekkeneels. 524. Onderscheiden kennis, en uitwerking der beenen tot een verettering hellende. 535- Tekenen, dat die tegenwoordig is. 536. Uitwerkingen. 537. Genezing 538. tegen 't heete vuur. 540. tegen de beeneting 441. Genezing. 542. |
Beenvreting; waar van daan? 526. 541. 544. voorkennis. Genezing. 548. vereischten. 550-556. |
Beenvreter. 549. deszelfs oorzaak 526. |
Beenvlies. zie van de Beenen boven. |
Bekkeneel. Onderscheide kennis van 't gequeste. 249. Oorzaak. 520. Uitwerkingen. 521. Genezing 252. Uitwerkingen van 't ingedrukte in jongeren. Van 't binnen gedreven in ouderen na de breuk. Voorkennis. 267. Onderscheiden kennis. 269. Genezing 270 272. 't Bekkeneel, indien 't gescheurd, gebrooken, gekneust, wat daar uit? 273. Onderscheiden kennis 275. Voorkennis 330. 3. de gequeste plaats, hoe dat die binnen de pan gekend werd. 276. aanwysing 277-278. genesing 279-297. |
Benauwdheid in de koorts. 631. Oorzaak. Onderscheiden kennis. ib. uitwerkingen. 632. voorkennis- 633. Genezing. 634. |
Beroerte. 1007. Deszelfs beschryving. 1008. Toekomende hoe voorzien word. 1020. Hoe dat ze tegenwoordig gekend werd, 1021. Naaste oorzaak. 1009. Daar aanvolgende. 1010. De kennis deser, waar uit? 1011. De verdeling van de ziekte. 1012. plaas 1013. Vereischte. 1014. De grootheid waar uit word gekend? 1015. aanwyzing. Genesing. 1022-1036. waar uit de ligtheid, en de geneeslykheid word uitgeraamd? 1016. Hoe dat hy door hulp van de natuur
|
| |
| |
bonden word? 1017. uitwerkingen en uiteindens van een weinig zwaarder. 1018. Een voorkennis van een zeer zwaare 1019. |
Beving in de koorts, Oorzaak. 627. uitwerkingen. 628. voorkennis. 629. genezing. 630. |
Blauwschuit, aan welken zeer gemeen, 1148. 1150. naaste oorzaak. uitwerkingen. Voorkennis. 1151. aanwysing 1156 tot 1160-1166 vereischte ontrent de genezing. 1156. §. 2. onderscheiden kennis van de eerste zoort. 1151. 1. Genezing. 1160 van de tweede. 1151. 2. Genezing. 1161-1164. van de derde 1151. 3. Genezing. 1164. van de vierde 1151. 4. Genezing, 1165. |
Bloed, aderlyk bloed, wat 't zy? 93. Hoc 't in wey werd verandert? 94. de naaste oorzaak van de vermeerderde beweging 98, naastvolgende. 99. uytwerkingen 100. Een eigen kenteken. 101. genesing. 102-106. de oorzaak van de 't zamenronning. 96 waar van daan deszelfs roodheid? 97. |
Bloedrykheid. 106. oorzaak. ib. uitwerkingen. onderscheiden kennis. Genezing. ib. |
Bloedstorting. Oorzaak. Voorkennis. 160. 161. genezing 218. of de aftrekking hier helpt; en wanneer? 219. |
Bloedvin. kennis. Voorzegging. genezing. waar uit te halen, 416. |
Boor zie doorbooring. |
Borstwonden, teekenen, dat die nog niet zyn in de holligheden doorgedrongen. 297. uitwerkingen van die schuyns nederdalen 298. genezing 299. Een onderscheiden kennis van die in holligheid doorgaan: 300. uitwerkingen. 301. tekenen van uitgestort bloed. 302. genezing. 301-306. |
Braaking. in de koorts wat? 652. naaste oorzaak ib. 653-656. genesing. 567 568. vraagen. 659. |
Brandende koorts, zie razende. |
Breuk. Wat die is? 339. Welke eenvoudig, welke 't zaamengevoegd? 340. onderscheid. 341. uitwerkingen. 342. 343. onderscheiden kennis. 344-345 voor- |
| |
| |
kennis 346. aanwyzing. 347-348. genezing. 349 357. uitkomst. 357. |
Buyk-klierbedde. Historie van deszelfs ziektens. |
Buykwonden. teekenen van ligten. waar uit? 958. 306 genezing. 308. uitwerkingen van die tot 't buikvlies zyn doorgedrongen. 307. genezing. 308. teekenen van een doordringende in de holligheid. 309. genezing. 311. tekenen van gewonde ingewanden 312. uitwerkingen. 313. genesing 314-321 |
| |
D.
DArmen. oorzaak der ontsteking. 959. onderscheyden kennis. Uitwerkingen. Voorkennis. 960 964. afloop tot een verzweering. Teekenen. Uitwerkingen. 965. geneezing. 966. en heet vuur 967. teekenen van 't toekomende. 968. van 't tegenwoordige 969. voorkennis. ib. 970. genezing. ib. in een knoestgezwel, 971. onderscheide kennis dezer. 972. uitwerkingen. 973. voorkennis. 975. genezing. 974-976. in een kanker: hoe? 976. Een streelmiddel. ib. vraagen. 977. |
Dieren. welke hebben zuurmaakende vogten of zappen. 78. welke alcalismakende. 79. |
Darmkring. of pyn in de kronkeldarm. Onderscheiden kennis, voorkennis. 961. 962. zie Kolyk. |
Dolligheid. zie Raserny. |
Doorgaans in zwang gaande ziektens. welke? 1407. tot 1411. naaste oorzaak. 1409. voorgaande 1407. 1408. De natuur, waar die uit werd gekend? 1411. wat een geneeskundige is aan te merken in 't genezen van zo een ziekte? 1412. |
Doorboorings gebruik. 282. de plaats, waar hy uit gekend werd? 283. welk van te vooren moet waargenoomen worden. 285-287. in de daad zelfs? 287. 288. na de daad. 289. 290-292. waar uit men weet, dat de herssenpan doorboort is? 291 |
Dorst in de koorts. Oorzaaken. Onderscheiden kennis, 636. 637 voorkennis. 638. aanwyzing. 639. geneezing. 640. 641. |
Droefgeestigheid, wat die is? 1089. naaste oorzaak 1090.
|
| |
| |
Uitwerkingen van deze oorzaak. zie zwarte gal. 1092. openbaere oorzaaken. 1103. Voorkennis. 1109. natuurlyke genezing. 1110. Kunstige. 1113-1118. |
Droogtens. oorzaak in de koorts. Natuur. Uitwerking. Geneezing. 699. |
| |
E.
ETtergezwel. wat? Oorzaak. Teekenen. 387. Uitwerwerkingen. 406. Aanwyzing. 402. Genezing. 403-413. |
Etterborst. Wat? Naaste oorzaak. 1184. 1185. Voorkennis. 1192. tot 1106. uitwerkingen. 1204. Genezing. 1191. voorgaande Oorzaaken. Derzelver genezing. Zie Long-zweer. |
| |
F.
FIstels. 413. Oorzaak dezer. 406. Openbaaren en gestootenen, hoe die gekend werden? 414. Genezing. 415. Uitwerkingen der Geslootenen. 417. Voorkennis. |
| |
G.
GAl, en wel de zwarte. Oorzaak. Onderscheiden kennis. Uitwerkingen. Voor-kennis. 1102. Aanwyzing. Genezing. 1103. Word gezegd een ziedende, of opgistende, en Waarom? Tekenen. Uitwerkingen. Voorkennis. 1104. Een ineetende kragt. 1135. Genezing. 1105. |
Geelzugt veelerley. 914. De oorspronk van de eerste, gezegd, de goede. 918. Genezing. 919- tot 930. De twede, een weinig zwaarder. Genezing. 930 933. Derde, nog slimmer. Oorzaak. 937. Voorkennis. 938. De vierde de ergste, door geen Kunst geneeslyk. Oorzaak. 939. De vyfde, zeer gevaarlyk. Onderscheiden kennis. 940. De zesde is schielyk doodelyk. 941. Genezingh, zo 't mogelyk is eenigzins. 942. De zevende die zeer langduurend is. 946. Streelmiddel.
|
| |
| |
947. De agtste, die schielyk en groot is. 949. Voorzeggingen omtrent de Geelzugt. 950. |
Gezondmaaking. Wat 't is? 4. Wat die uitwerkt? Hoe? 5. Door welk? 6 |
Graveel. welk? Deszelfs onderscheiden kennis. 993 Oorzaken 994. Uitwerking. 995. Genesingh door de natuur. 996. Door de Kunst. 997-1001. Uit-einde in een verettering. 1001. Tekenen dezes zo aanstaande, als tegenwoordig. Genezing. Uitwerking. 1002. in een knoestgezwel. 1003. In een Nier steen. 1004. In Heetvuur. 1005. |
| |
H.
HAlspanning voorwaarts. Zie spanning. |
Herssenbrein ingedrukt, of ingedreven, haar uitwerkingen. 268. |
Heupepyn. 1494. Zie Lendevangh. |
Hoofdwonden, omtrent welke deelen? 239. Onderscheiden kennis van de uiterlyke beledigde bedekselen. 240 Voorkennis. 241-245. Genesing. 245. Wegneming der toevallen. 246-249. |
Hondsdolligheid. 1128. Waarom zo genoemd? 1129. Waar uit gesproten? 1130. Van welke dieren? 1132. Van welke meest? 1133. Voorgaande oorzaken. 1134. Uitwerkende. 1136. Teekenen van een beginnende dolligheid, als ook de trappen in de Dieren. 1135. In de Menschen. 1138. Verscheidentheid van tyd, ten aanzien van de aantasting. 1137. Voorkennis ib. Wat de Ontleedkunde betoogd? 1140. Aanwysing. 1141. 1142. Voorbehoedingh. 1143. Genezing van de tegenwoordige ziekte. 1144. Welke beschadigen? 1145. Of 'er een byzonder middel kan gegeven werden? 1147. |
| |
I.
INgewanden. Ontsteeking. Zie Darmen gekneust, Uitwerking. 327. |
| |
| |
| |
K.
KAnker. Wat die is? 492. Naaste oorzaak. ib. Daar aan volgende. 495. Verscheidentheid. 493. Verborgen welke? 494. Onderscheide kennis deser. 497. Welk verzwooren is? 494 Onderscheiden kennis. 498. Zitplaats. 496. Uitwerkingen. Voorkennis. 499. 500. Genezing. 509. Een kleine kanker, hoe die te gene zen? 501. Welke daar in te myden. 502. Een groote kanker, wat die aanwyst? 503-508. Een streelmiddel tegen de toevallen. 508. Voorkennis 505. Plaats van Venerische kankers. 1447. Genezing. 1463 1464. |
Kalkbuilen. harden. Uitwerkingen van dien. 1456. Genezing. 1479. |
Keelgezwel, wat die is? 783. Twederley zoort. 784. Sonder zwelling, wanneer die geschied? Onderscheiden kennis. Voorkennis. Genezing. 785. 786. Met een zwelling. Derzelver verscheide namen. 787. Verscheiden benamingen van dien. 787. Verscheiden zitplaats. 788. Verscheide voorkennis. 789. Verscheiden genezing. 790. |
Een Keelgezwel genoemd een waterige, slymkoudagtige, sinkingagtige, hoedanig? 791. Zitplaats. 792. Oorzaken. 793. Uitwerkingen. 794. Genezing. 796. |
Keelgeswel, dat stuiptrekkend, Lam-, verstikkend is. Hoedanig? Oorzaak, door welke geschied. Door welk te genezen? 818. |
Keelgezwel, dat ontstooken is. Welke? 798. Oorzaken. 799. Verscheiden uitwerking na de verscheidentheid des deels. 800-806. Algemeene voorkennis. 806. 807. Uiteinde. 808. Genezing. 809-814. |
Keelgeswel, dat veretterend is. 814. Heetvuurig. 816. knoestzwellig. 797. 817. kankeragtig. 817 |
Voorkennis van een Keelgezwel uit Hippocrates. 819. |
Kinderziektens. Eerste oorzaak. n. Lymagtige vuiligheid. 1340. Uitwerking. 1341. Genezing. 1342 1343 Twede: De drek na de baaringh niet ras genoeg geloost 1344. Uitwerkingh. 1345. Genezing. 1346-1354. Derde: De Melk in de maag gestremt. 1354. Uit.
|
| |
| |
werking. 1355. genezing. 1356. tot 1355. Genezing. 1356-1359. Vierde, Wormen. 1359. Voortteling dezer. 1360. 1362. Figuur 1363. Uitwerking. 1364 1367. Voorkennis. 1366. 1367- Onderscheiden kennis 1368. Genesing. 1369-1374. TAND-Wordings uitwerkingh. 1374. 1375. Genezing. 1376. 1377. Genezing van de stuipen. 1378. |
Kinderpokjes. Welke aucteur die best beschryft? 1379. Hoedanig een ziekte? 1379. Deszelfs natuur. Voorkennis van de tyd der aantasting. 1380. Aan welke zeer gemeen. Welke gevaarlyker en min gevaarlyk? 1381. De staat van de EERSTE BESMETTING. Hoedanig die voorkomt? 1382. De uitwerking van deze. 1383. 1384. Onderscheiden kennis. ib. Duuring. Voorkennis. 1385. Naaste oorzaak. 1386. Deze ziekte hoe die werd van ontstekende ziektens onderscheiden? 1317. Aanwyzing dezes staats. 1388. Genezing. 1389-1393. De algemeene Geneeswys, die men oeffend in alle ontstookenziekte, waar om die hier ook kan gehouden werden? 1393. In welke die bestaat. 1394. War die uitwerkt? 1395. DE TWEDE STAAT hoe die zich houd? 1396, Tekene van toekomende Pokken. 1397. Van tegenwoordigen. 1396. Plaats deezer. ib. Uitwerkingen. Uiteinde in een verettering, Ettergeswel. ib. in heetvuur. 1397. Voorkennis. 1398. Aanwyzing. Genezing. 1399. DE DERDE STAAT, en deszelfs gevolgen. 1400. 1401. Genesing. 1402. Voorkennis. 1403. |
Klooten geswollen. Uiteinde. 1450. Genezing. 1462. |
Kneuzing. Wat die is? 321. Deszelfs denkbeeld. 322. Verscheide uitwerkingen. 323-329. Van het tegenwoordige en gequetste deel. Onderscheide kennis. 329. Voorkennis. 330. Aanwyzing. 331. Bezorging volgens de Artzeny-konst. 332-337. en Heelkonst. 337. |
Knoestgezwel. Wat die? 392. Naaste oorzaak. ib. Daar aan volgende. 484. Voorgaande. 485. Zitplaats. 484. Uitwerking. 486. Voorkennis. 488. 489. Genezing. 490. 491. |
Onderscheid met de ontsteeking, en waar die uit blykt? 380. |
Koorts. Wat voor een ziekte? 558. In de onderzoeking
|
| |
| |
van deze, welken zyn aan te merken? 559-562. Onderscheiden kennis. 563 Een Eigen-kenteken. 570. 571. De natuur van die, waar uit gekend? 569. Naaste oorzaaken. 572-575. Oneindigen daar naast aan volgende. 583 Welke verdeeld worden in gemeenen, of doorgaanden. 584. of in byzonderen. 586. teekenen. 575-580 Uitwerking. 587. Voorkennis. 588. 589. Uiteinde in de dood. 592. in een andere ziekte, 593. tot gezondheid. hoe? 594. 595. Vierderley aanwyzing. 598. Aan de eerste werd voldaan. 599-603. aan de twede. 603-609. aan de derde. 609-617. aan de vierde. 617-728. |
Een scherpe koorts, welke? 564. Naaste oorzaak. 581. Daar aan volgende. 582. |
Een brandende koorts. 738. Naaste oorzaak. 742. Voor-gaanden. 740. Onderscheiden kennis. Uitwerkingen. 739. Voorkennis. 741. genezing. 743. |
Een tusschenpoozende hevige herftskoorts. Genezingh. 767. 768. |
Een geduurige koorts welk? 727. Welk geduurig en niet vuil? 729. Oorzaak dezer. Tekenen. Genezing. 728. 729. Onderscheid. |
Een geduurige vuile koorts. Oorzaak. 730. Ondercheiden kennis. 731 Onderscheid. 732. 733. Voorkennis. 734. 735. Genezing. 736. |
Geduurige afgaande koortsen. Welken? 727. 737. |
Daagsche koortsen. zie boven gedurige koortsen. |
Een tusschenpozende Koorts, welk? 727. Welk een herfts-koorts? Welk een Lentekoorts? 747. teekenen. 749-752. Uiteinde in een andere ziekte. Oorzaak. 752. Naaste oorzaak. 755. uitwerking. 753. 754. aanwyzing. 756. 757. De genezing hoedanig in 't begin? 758. Wat nut is om de naaste oorzaak weg te nemen, en wanneer? 759. 760. Wat beschadigd? 761. 762. In zyn grootste kragt. 763. In zyn afneeming. 764. Voorbehoeding tegen de toevallen. 765. herstelling van de zieke zyn kragten. 766. Voorkennis. 769. |
Een langzaame en langduurende Koorts, welk? 565. Een doorgaande, of een gemeene. 566. Een byzondere welk? |
| |
| |
Een gedurige Koorts, die zich vastzet. 737 |
Koude in de Koorts. 621. Oorzaak. ib. uitwerkingen, 622. voorkennis. 623. |
Een kwade genezing, welk? 624. Welk de beste? 625. 626. |
Kraamvrouws ziekte, zo voor als na de baaring. 1322. Oorzaak van de pyn na de baaring. 1322. Wcgneming dezer. 1323. 1324. |
Kraamvrouws zuivering. Oorzaak van al te sterke vloed. 1325. Genezing, 1326-1329. |
De Koorts, als ook de agterblyving van de Kraamzuivering. Oorzaak. Uitwerking. 1329. genezing. 1330-1334. Uitwerking van gestremde melk in de borsten. 1334. Onderscheiden kennis. 1335. Genezing. 1336. genezing tot een verzwering hellende. 1337. Wegneeming van de pyn des tepels in 't zuigen. 1338. een matiging van al te veel melk, 1339. |
Kramp. Byzondere. Oorsprong van de agterwaartsche spanningh, voorwaats spanningh, Regtstyvige spanning. Genezing. Waar uit die te neemen. 1088. |
| |
L.
LAmmigheid, wat die is? 1057. naaste oorzaak. 1058. daar aan volgende. 1059. 1060. uitwerkingen. 1061. Voorkennis. n. 1062. 1063. Genezing door hulp van de natuur. 1064. aanwyzing. 1065-1068. genezing. 1068-1071. |
Geheele Lammigheid. welk? Waar van? 1018. voorkennis. 1062. |
Halve Lammigheid. welk? 1018. voorkennis. 1062. |
Langduurende ziektens, en wel die koortsig zyn. 567. algemeene oorzaak. Twederley. 1050. De oorzaak en genezing van de eerste. 1051. De uitwerking van de laaste in de vloeibaaren. De genezing derzelver, waar uit te haalen? 1053. 1054. Voorkennis. 1056. |
Leerstukken der Geneeskunde, hoe die verklaren? 4. |
Lever. Gebruik. Vogt. Plaats, waar gelegen. 950. Ontrent de ziektens van dien, en derzelver uitwerkingen. |
| |
| |
Ontsteking van dien. 914. Zitplaats. 915. voorgaande oorzaken. 916. Uitwerkingen. 917. 918. uitgang tot de gezondheid. Door hulp van de natuur. 919-930. Door hulp van de Konst, 930. teekenen van een volmaakte gezondheid. 931. overgang tot een andere ziekte, n. verettering 933. Tekenen van die aanstaande. 934. van tegenwoordig te zyn. 935. Uitwerkingen. Voorkennis 936-943. Genezing. 942-945. Tot een knoestgezwel. Deszelfs uitwerking. 946. Voorkennis. 947. Tot een steen. 948. Uitgang. in DE DOOD. 949. Voortekenen. 950. |
Lenden-pyn. 1494. |
Lenden vang. Deszelfs eerste geboorte. 1480. Aan wien gemeen? 1481. Naaste oorzaak. 1488. §. 2. voorgaanden. 1482-1485. Tekenen van een beginnende, in die nog niet gaan konnen. 1485. in die nu eerst beginnen te lopen. 1486. Onderscheiden kennis van die gebooren ziekte, en deszelfs uitwerking. 1487. Toevallen. 1488. Genezing. 1489. |
Lyfmoeders vloed, zie van de Zwangeren. |
Lymig vet, waar van daan? voorgaande oorzaak. 69. Zitplaats. 70. uitwerking in de eerste wegen. 71. in 't bloed. 72. 73. Genezing 75. |
Longziekte. Waare, welke? 820. Zitplaats, ib. 821. 822. Naaste oorzaak. 820. daar aan volgende. 824. uitwerkingen. 825. 826. Voorkennis. 823. 827. 828. 847. 848. Uiteinde 829. TOT GEZONDHEID door een zagte ontbinding 830 1. Die daar toe helpen, 850 met lossing van genoegzaam speekzel. 830. 2. Die dat verder bevorderen. 85. Beletten. 864. Hier door uitwerkingen, en welke? 865, Genezing. 866. Door den afgang. 830. 3. aan dit dienstig. 852. door waterloosing. 840. 4. Die dat bevorderen. 853. TOT EEN ANDERE ZIEKTE. 831. n. in verettering. 832. Onderscheiden kennis, dat die aanstaande is. 834. dat 'er die al is 835. uitwerking. 830. Genezing. 855-859. In verzweeringen op andere plaatzen. 837. teekenen, dat die omtrent de longen tegenwoordig zyn. 836. Geneezing. 858. 859. Onderscheiden kennis, dat die zich zetten aan de uiterste deelen. 839. aan de ooren. 840. voor- |
| |
| |
kennis. 842. genezing. 860. Aan de lever. 841. Genezing. 861. in een hard knoestig gezwel. 843. genezing. 862. in Heetvuur. 844. voorkennis. ib. 848. TOT DE DOOD. 848. BASTAARD LONGZIEKTE. Tyd, als hy meest aantast. Oorzaak: voorkennis. 867. 868. Onderscheiden kennis. 872. aan welken gemeen? aan welken minder? 871. 874. Een heilzame genezingh. 873. die niet, zo heilzaam is. 869. 870. |
Loop. Zagte, bloedige, galagtige. 963. De oorzaak van een etterige. Uitwerkingen. 965. genezing. 966. Een stinkende, grauwe, bloedwaterige, bruin blauwagtige. &c. Wat die betekenen en voorzeggen? 969. Oorzaak van een drooger loop. 973. Oorzaak van een zeer scherpe geduurige Loop. Uitwerkingen. 975. Voorkennis. ib. |
| |
M.
MAagden ziektens, welke? 1283. voorgaande oorzaaken. 1284. daar aan volgenden. 1285. Uitwerkingen. 1286. 1287. Onderscheiden kennis. 1288. Genezing. 1289-1292- Wegneeming van de toevallen. 1292. |
Maags ontsteeking. Oorzaak. teekenen. Uitwerkingen, 951. voorkennis. 952. genezing. 954. onderscheiden kennis van een veretterde uitwerking. genezing. 955. teekenen van een knoestgezwel, of kanker daar in gekomen. Uitwerkingen. 956. Genezing. 957. |
Mannelyk lid. ontstooken. 1449. uiteinde ib. genezing. 1460. |
Merg. beschadigd door de kneuzing van 't been. Uitwerking. 325. |
Middel algemeen, welk? Welk eigen? 9. Waar beide gevonden konnen worden? 10 14. |
Miltziekte. 't Verhaal van dien. Waar uit te neemen? 958. |
| |
| |
| |
N.
't NEt beschadigd. 't Verhaal waar uyt te neemen? 958.
| |
O.
Onderbuiksziektens. Oorsprong. Oorzaaken. Zitplaats. 1098. Uitwerkingen. 1099. Voorkennis. 1100. Genezing. 1101. |
Ontsteeking. Wat die is? 371. Deszelfs naam. 370. Zitplaats. 373. 374. Naaste oorzaak. 372. Oorzaaken, die een stilstand in de kleinste slagaderen maken. 375-378. in de slagaderlyke watervaten, 378. in alle ronde vaten 379. Deszelfs verscheidentheid met andere ziektens. 380. Onderscheiden kennis en uitwerking. 381-386. Genezing door de natuur. 386. Uiteinde in een verettering. 387. in heetvuur. 388. In kout-vuur. 389-392. in een knoestgezwel, en wanneer? 392. Voorkennis. 393. aanwyzing vierderlei. 395; aan 't eerste, word voldaan. 396. aan 't twede. 397. aan 't derde. 398. 399. aan 't vierde. 400. Vraagen, 401. |
Ontsteeking van de eerste zoort, in welke vaten? in welk van de twede zoort die geschied? 122. |
Ontwrigting, wat die is? 358. 359. Oorzaaken. 361-364. Voorkennis. 366. aanwyzing. 367 Genezing. 368. 369. |
Oprispingen. Onderscheiden kennis. Naaste oorzaak. 646. Daar aan volgende. 647. 648. Uitwerkingen. 649. Genezing. 650. Vragen. 651. |
| |
P.
PEezen. gewond. zie van de Zenuwen. |
Planten, die van zelfs verzonten. Welke? 76. |
Pleuris. Wat die is? 875. Welk een vogtige? welk een drooge? 876. De Zitplaats van beide. 877. Welk een waare? welk een bastaard? beide haar plaats. 878. Welk eigenlydige, welke en wanneer ze aantast? 879. 906. welk een toevallige? 880. Naaste oorzaak. 882. Voorgaanden.
|
| |
| |
881. Uitwerkingen. 883. Voorkennis. 901. 904. 906. Uiteinde TOT GEZONDHEID, door hulp van de natuur. 885-890. 891 TOT ANDERE ZIEKTENS. no in verettering. 892. Tekenen van een aanstaande. ib. van een tegenwoordige. 893. in een ettergezwel. De onderscheiden kennis van die. Uitwerkingen. 894. genezing. 895. in een Etterborst. 896. Genezing. ibid. in een knoestgezwel. eelt. Onderscheiden kennis van deze. Uitwerkingen. 897. genezing. 898. in beet vuur. 899. Oorzaak deezes. 900. Tekenen van een tegenwoordige en aanstaande. 901. Tekenen van een tegenwoordige uitwerkingen. 904. TOT DE DOOD 905. |
Oorzaak van een drooge Pleuris. uitwerking. 901. genezing. 902. 903. |
Podagra Welk? 1254. Onderscheiden kennis. 1261. naaste oorzaak. 1262. 1263. Oorsprong dezer. 1265. Voorgaande. 1255. 1258. Daar aan volgende. 1266 1267. plaats. 1259. 1264. Tekenen van een aanstaande verheffing. 1257. Voortgang. 1260. Voorkennis. 1268. 1269. Vrage of een lating nodig zy? 1270. of een purgatie? 1271. of een zweetmiddel? 1272. Twederley aanwyzing. 1274. aan de eerste werd voldaan 1275. aan de twede. 1276. een stilling van de pyn. 278. 1279. Oorzaaken van de belette en ingedrongen stof. Tekenen. Uitwerkingen. 1273. Genezing. 1281. Vragen. 1282. Genezing van een kalkbuilige podagra, 1274-1278. |
Praktyk der Geneeskunde. Welke? Die dezelve zal behandelen, wat noodig is te weeten? 3. 5. 6. Wat te doen. 11-13. |
Puisten, Ontstookene. Roosagtige roode. zie Uitloopen. |
Pynstillende zyn verscheiden na de verscheidentheid der oorzaak. 227. |
| |
Q.
Quaadzappigheid. Wat die is? 1166. Naaste oorzaak, driederley. 1167. oorzaak van de eerste. 1168. uitwerking dezer. 1169. 1170. van de laatere oorzaak. 1171. als ook van de laatste. 1172. Voorkennis. 1173. aanwyzing. 1174. genezing. 1175-1183.
Quyling door de quik, in wat ziekte men die moet in 't
| |
| |
werk stellen? 1467. Wat men alvoorens moet doen? 1468. Hoe dat die word voortgebragt? 1469. Hoe lang? 1470. In hoe een menigte? 1471. Hoe verwekt werd? 1472. Hoe gestuit werd? 1473. Indien hy na de buik schiet, hoe die behouden werd? 1474. Hoe men daar mede eindigd? 1476. 1477. Wegneeming van de toevallen. 1475.
| |
R.
RAzerny. Dolligheid. Wat die is? 1118. Oorzaaken enz. als in de droefgeestigheid. 1119 Onderscheiden kennis. 1120. Wat de ontleed-kunde daar van betoogd. 1121. Hier uit voor deze ziekte een voornaam middel. 1123. Genezing door hulp van de natuur. 1124. Wanneer deze ziekte voorkomt? 1125. Welk hier nut? Welk schadelyk? 1126. Dolligheid komt veel in kloeke en sterken, genezing. 1127. |
Razende koorts. EEN WAARE. Welk? 771. Naaste oorzaak 776. daar aan volgenden 777. Voorgaanden. 772. Onderscheiden kennis. 773. Voorkennis. 774. Wat de Ontleedkunde daar van betoogd? 775. Genezing door de natuur. 779. Door de kunst. 780. EEN TOEVALLIGE, of Bastaard rasende koorts. 771. §. 2. Naaste oorzaak. 776. Voorgaande, 772. §. 2. Genezing. 782. |
Redenering. in de Geneeskunde, wat die uitwerkt? 13. |
Rommelingen met winden, waar van daan? 960. |
Roos. Kennis. voorzegging, genezing. Waar uit genoomen. 380. |
| |
S.
Scherpe koortsige ziektens, welke? 567 optelling dezer. 770. Welk langduurend. 567. De verklaaring van beide waar uit te neemen. 568. |
Scherpte, die zuur is. Oorsprong. 60 Voorgaande oorzaak. 61. Zitplaats. 62 uitwerking in de eerste wegen van de verteering. 63. in 't bloed. 64. Genezing. 66. aan welk deze ziekte gemeen is. 68. |
| |
| |
Slaap, eer zwaar ronkend. uit een beroerte met koorts. 1045. Genezing. natuurlyk. 1046. na de Kunst 1047. |
Slaapeloosheid. koortsig, welk? 708. Naaste oorzaak. ib. uiteinde. Genezing. 709. |
Slaapkoorts. Welk? 1049. kennis. Genezing. ib. |
Slaapziekte. Wat die zy? 1048. |
Slaapzugt in de koorts. Wat? oorzaaken. 703 Voorgaande. 704. aanwyzing. 705. Genezing. 706. 707. |
Slagader, niet al te groot en overzyds doorsneden, wat daar uit? 159. Wat? indien dezelve overzyds niet geheel doorsneden is. 160. Wat? indien de groote Slagader doorsneden. 161. Als de uitterlyke rok gewond is. 176. |
Slappigheid van de veesel, wat die is? 24. Voorige oorzaaken. 25. Uitwerkingen. 26. Genezing. 28 Slappe zwakheid der vaten en ingewanden, welk? 41. Onderscheid. 42. Oorzaaken. 43. Uitwerkingen. 44. genezing, en daar in opmerking, 46-48. |
Slymgezwel. Waar die komt? 122. Onderscheid. Ontstesteking, waar uit gekend? 380. |
Spruuw. Wat die is? 978-980. Oorzaak. 980. Plaats. 981. Wie daar medegequeld, en waarom? 982. Voorige oorzaaken. 983. Onderscheiden kennis. 984-987. Uitwerkingen. 988-990. Aanwyzing. genezing.ib. Vragen. 991. Voorzeggende regels. |
Speren. Kneuzing. Uitwerking. 325. Tekenen van ontsteeking. van de tong, en strottenhoofds-Spieren. 803. Genezing. 810. |
Spys. Op wat tyd van de koorts, en hoe veel te geven? 600. &c. |
Steen. Van wat stof? 1414. Die in de Nieren, waar van? 1415. Onderscheiden kennis. 1422. Uitwerkingen. 1416. Aanwyzing. 1424. Genezing. 1425-1428. Uitwerking van die in 't bekken is neergevoert. 1417. Genezing. 1429. die in de pisleider is gedaald. 1417. Uitdryving. Genezing. 1434-1439. Die door de pisleiders in de Blaas. 1418. Hoe de aanwas van een weinig overblyfsel? 1419. Waar uit die gekend? haar natuur. 1440. Onderscheiden kennis. 1423-1436. Uitwerkingen. 1421. genezing. 1431-1434. Uitwerking van een Steen in de Hals van de blaas. Hangende. Genezing. 1439. |
| |
| |
Strot. tekenen van ontsteking. uitwerking. Voorkennis. 801-815. Genezing. 809. |
Strotgezwel. Oorzaak. Genezing. 1221. |
Strotsnede, wanneer nodig? 812. Hoe? 813. Hoe te eindigen? ib. |
Strottenhoofd. Beschryving. Ontsteeking. 802. Genezing. 809. |
Stuiptrekking. Welk? 230 Oorzaaken. 231 232 Uitwerwerkingen. 233. Genezing. 234. Waar uit in de koorts? 710. Uitwerking. 711. Voorkennis. 712. aanwyzing. Genezing. 713. 714. |
Styvigheid der vesels al te groot, welk? Oorzaaken. 32. Uitwerkingen. 33. Genezing. 35. |
| |
T.
TAndgroeying. zie Kinderziektens in K. |
Teering in de nieren, waar van? 1002. |
Langzaame teering in de uiterste leeden. 1003. |
Longteering. Welk? 1196. Naaste oorzaak. 1197. Daar aan volgende. 1198. 1203. 1204. Onderscheiden kennis. 1199. Genezing. 1200. Voorzorg. 1201. Voorkennis. 1207. zie Zweering in de Longen. Z. |
| |
V.
VAllende ziekte, welk? 1071. Voor welke ziekte eerst gehouden? 1072. Waarom? 1073. Naaste oorzaak. 1074. 1086. Daar aan volgende, door een opvolging van ziekte uit een voorgaande. 1075. 1. ib. door een voorname ziekte. ib. 2. Eygenlydige ziekte. ib. 3. medelydende ziekte. ib. 4. 5. 6. uitwerkingen. 1077. Voorkennis. 1078. aanwyzing. 1079. Genezing. 1080-1085. Vrage om een byzonder middel tegen deze ziekte. 1085. |
Vaten. oorsprong van de kleinste. Maakzel. Ziektens. 38. Oorspronk van de grootste. Maakzel. Twederley soort van ziekte. 39. 41-58. |
Veesels. Oorspronk van de minsten. 21. 23. Ziektens. 24-38. |
Venussmet. Eerste oorsprong. 1440. word besmettelyk.
|
| |
| |
1443. De plaats, waar hy zich openbaart. 1440. Onderscheiden kennis in deze plaatze. 1444. In anderen. 1445. Uitwerkingen van de besmette plaatzen. 1446-1457. Genezing. 1458-1480. Voornamentlyk is de quyling door quik nodig, in de hoogste graad van deze ziekte zie Quyling in Q. 1467. |
Venusbuil. De plaats. 1447. Genezing. 1458. 1459. |
Verbranding. 476. Trappen. 477. Genezing. 479-484. |
Verettering verzwering. zie Ettergezwel in [.]. |
Verrotting. Wat die? 82. Oorzaaken. 84. Uitwerkingen 85. 86. Genezing. 88. |
Verstopping. Wat die is? 107. Naaste oorzaak. 108. Daar aan volgende. 109-119 Uitwerkingen. 120-124 Genezing. 125-144. |
Vlekken. en wel Rooden. Kennis. Voorzegging. Genezing. Waar uit die gekend werden? 416. |
Vliesen gewond. zie Zenuwen. Z. |
Vloed van de Lyfmoeder. Zie de ziektens van Zwangeren. in Z. |
Vloea, die wit is, van de Venussmet. 1447. Genezing. 1465 |
Vloed. die Rood is. Zie Bloed in B. |
Vloeibaaren Allen, die uit de groote Slagader voortgedreven, waar door dat die afgezondert zyn? 92, |
Vloeibaaren in 't hert vermengd, vertoonen een zoort van een vogt. 92. De figuur van desen. Zelfstandigheid. Coleur. 93. |
Voedzels. Zommigen neemen de natuur van een verrotting aan. 80. Zommigen buiten 't Lighaam, hellen van zelfs tot verrotting. 81. |
Vogten. In een levendig Mensch hoedanig die gevonden werden? 58. Raauwen. Waar uit die voortkoomen? 59. |
Vuur. HEET. welk? 419. plaats. 420. Naaste oorzaak. 388. Voorgaanden. 422. uitwerkende. 423-426. Vermeerderende. 389-390. Tekenen, dat 't aanstaande is. 426 Dat 't tegenwoordig is. 427. Voorkenis. 430 433. Aanwyzing. 433. Genezing. 434 442. |
KOUD vuur. Wat? 419. plaats. 420. Oorzaak, en wel de naaste. 390. 391. Voorgaanden. 422-426. Tekenen, dat 't aanstaande is. 427. Tekenen, dat 't tegenwoordig
|
| |
| |
is. 429. Voorkennis. 430. aanwyzing. 457-460. Genezing. 460-476. |
| |
U.
UItzetting van de veezel. Vermindert. 29. te sterk. 36. zie Veesels. in V. |
Uitloopen, vuurig in de koorts. Stof van dien. Oorzaken. Naamen. 723. Genezing. 725. |
Uitwassching des beens. 549. |
| |
W.
WArmte. koortsig, welk? 673 Onderscheiden kennis. ib. De Naaste oorzaak. 674 De naaste van deeze. 675-685. De trappen van hette. Waar uit gekend? 686. 687. Uitwerkingen. 689. Genezing. 690. 698. Vragen. 698. |
Waterzugt. Welk? 1215. plaats. 1216-1228 Naaste oorzaaken. 1228. Daar aan volgende. 1229. Uitwerkingen. 1230. Aanwyzing driederley. 1231. aan 't eerste werd voldaan 1232-1238. Aan 't tweede. 1238-1250. aan 't derde. 1250. Vragen. 1253. |
Waterzugt tusschen vel en vleisch. ἀνὰ σάρκα. 1225. 225. |
ἀσκιτη. Buikwater. 1226. 939. Van de Lugtader. 1221. Van de klieren. 1222. |
λευκοφλ γματία. Witte slym waterzugt. 1225. Van de eyernesten. 1223 Van de longen. 1220 Van de borst. 1219. Van de Lyfmoeder. 1224. |
Waterzugt. Tympanites. Trommelwater. 1226. 939. Genezing. 1251. |
Watergezwellen, verscheiden zoorten. 1227. Oorzaak deezer. Onderscheiden kennis. Genezing. 1252. |
Waterhoofd. Plaats. 1217 Voorkennis. Genezing. 1218. |
Wey. Wat die is? 93. Hoe die in een dunder vogt werd ontbonden? |
Winden. zie Rommelingeu in R. |
Wonden. Wat een wond is? 145. Oorzaak. 146. Onderwerp. 147. Onderscheiden kennis. 148. Uitwerkingen. 149. Onderscheidingen. 150-157. Verschynselen. 158.
|
| |
| |
Hoe aan 't oog word de tegenwoordigheid naar een OPEN wond, en ook de natuur gekend? 167. Hoe een VERBORGEN wond? 168. Voorkennis. 169-175. aanwyzing vierderley. 185. Aan de eerste voldoet men. 186-189. Aan de twede. 189-210. aan de derde. 210-217. aan de vierde. 217. |
Wonden aan 't Hoofd, Borst, buik, ader, Slagader, Zenuwen in H.B.A.S. |
Wormen. zie Kinderziektens in K. |
| |
Y.
YLingh in de koorts, welk? 700. Onderscheiden kennis, ib. Oorzaaken. 701. genezing. 702. |
| |
Z.
ZAadloopert. De plaats. 1447. Genezing. 1458. 1459. |
Zenuwe. Oorspronk van een zigtbaare. Maakzel. Vogt. t'Zaamentrekkende kragt. 181. Welke uitwerkingen van geheel doorgesneden deelen eenes Zenuws? 182. Welk indien geheel de Zenuw is doorgesneden? 162. Onderscheiden kennis van de gesneden of gestooken zenuw. Uitwerking. Voorkennis 163. 183. 184. |
Ziekte. Welk? Wanneer een gewrogt van 't Lichaam werd gezegd? 7. Wat met de wegneming van die geschied? 8. Hoe die geschied? 9. Kennis en genezing, 4. Beschryving en genezing der ziektens. Welk de beste order? 14-21. Ziektens, welke eigenaardigen, of t'zaamgeboorene gehouden werden? 44. Ziektens door al te sterke omloop, 92-106. Uit te weinig beweging. 106. |
Ziektens, die scherp, langduurende, doorgaande, van de maagden, &c. Zie op S.L.D.M. &c. |
Zinneloosheid. Welk? 771. §. 2. Naaste oorzaak. 776. Voorgaande. 772. §. 2. Genezing. 782. zie Razende koorts. in R. |
Zinvang. Welk? Verscheide benamingen. 1036. Naaste oorzaak. 1037. De naaste oorzaak van deze. 1037. uitwerkingen. 1039. Voorgaande oorzaaken. 1040. Uit- |
| |
| |
loop tot andere ziektens. 1043. De ontleediging wat die betoogd. 1401. De genezing door hulp van de natuur. 1042. Door de kunst. 1044. |
Zuivering van wonden na de Kunst, hoe? 160. natuurlyk. 261. |
Zwangeren. ziektens van dien. 1293. twederley oorzaak. 1294. 1295. Uitwerking van de eerste. 1194-1296. Genezing. 1297-1301. Uitwerking van de twede. 1301. Genezing. 1302. Lyfmoedersvloed. omrent Zwangeren. Hoedanige ziekte. 1383. Oorzaak. 1304. Onderscheiden kennis. 1305. Oorzaaken, Daar naast komende. 1306. Genezing. 1307-1310. |
Zwakheid van de vesel, welk? 24. Oorzaaken. Voorgaande. 25. Uitwerking. 26. Genezing. 28. |
Zwakheid der vaten, en ingewanden. Welk? 41. Onderscheid deser. 41. Deszelfs oorzaaken. 43. uitwerkingen 44. Genezing, en aanmerking in die. 46 48. |
Zwakheid in de koorts. Waar van? 660. Onderscheiden kennis. 662. Naast volgende oorzaaken. 661. Waar uit gekend werden? 663-667. Genezing. 667. als ook van de oorzaaken 668-672. |
Zweeringen van de longen. 1185. 1. |
Zweeringen Van de pleuris. ib. 2. |
Zweeringen Van 't middelrift. ib. 3. |
Zweeringen Van 't middelschot. ib. 4. |
Zweeringen Van 't hotte zakje. ib. 5. Oorzaaken. ib, tekenen van een aansteande verzweering, 1186. van tegenwoordige. 1187. uitwerkingen. 1188. 1206. Voorkennis. ib. Genezing. 1189. 1190. 1208-1218. |
Zweet in de koorts. Oorzaak, en wel de naaste. 715. uitwerking 716. aanwyzingh. 717. Genezing. 718. |
EINDE
|
|