Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermdGa naar voetnoot(k)De venus-smet.1440. Na 't jaer 1463. in 't ryk van Napels, daarop in 't Fransche leger, daar na door gantsch Europa de Venus-smet gekomen, duurt nog. 1441. Welk een besmetting is door de generatie, melkgeving, 't zaamenhandeling, quyl, zweet, voortteelende vogt, uytwaasseming. 1442. En welk deel dat 't betrekt, pleeg sich eerst te openbaaren. 1443. Nog van een niet besmette man, nog niet besmette vrouw, met die selve siekte, oyt voortgekomen, bevonden is. 1444. 't Besmette deel (1442) wel op verscheiden tyd na de verandering van de besmette plaats, vergiftige stof, trap van verwekkende hette, verscheidentheid van gesteldheid, jeuking, hette, sagte ontsteeking, een witagtige puyst, schilveragtig, uytknagend, slymig, ongeneeslyk door gemeene middelen, werd eerst gekend. | |
[pagina 286]
| |
1445. Hier door met aantewasschen eerst de naasten, en meest de uytwendige, besmet met gelyke puisten zweerende, daar na hier door de inwendige, lippen, tandvlees, gehemelte, tong, keel, neus, brein, longen, lever, mild, lyfmoeder. 1446. Welke druipen een slymige bloedige etter, die tay, groenagtig, 't vleesch uitknagend, meer in de breedte, als met voort te lopen in 't diepe. 1447. Hier door in de roede uiterlyk Ga naar voetnoot(a)kanker of kreeftgezwellen; in 't inwendige een druipertGa naar voetnoot(b); in de schede de witte vloed genoemd. 1448. Dan liesklieren zwellende in beide sexe, VenusbuylenGa naar voetnoot(c), mede gedeelt 't vergift door wederopslorpende. 1449. En in de mannen de ontsteking van 't lid, 't welk kort ontbonden tot 't heete vuur. 1450. Dan zwellen de klooten, pynelyk, dikmaals in een gezwel weggaande, met een ontstooken opzwelling komende tot de zaadblaasjes. 1451. Als ook de kliertjes, koude pis, uiteting van de pisleider, voorstandersGa naar voetnoot(d) hals van de blaas, saatvaten; diergelyke in de vrouwen. 1452. Hier door werd 't gevoerd in de leeden, met een nagt pyn bemagtigende de middelste gewrigten, als ook styvigheid van de buigingen. 1453. Waar van in de kraakbeenen een uitknaging, meest van de neus, en ook in 't gehemelte. 1454. Daar op brengt voort een beenvreting, bemagtigende de middelste beenderen, byzonder in 't bekkeneel. 1455. En dan de bovengelegene deelen steeken op tot de ergste ettergezwellen. 1456. Of ook in harde knobbels die verheft, dof pynelyk, alléngsaam scherper, en dan ook de boven gelegenste bedervende. 1457. Waar van ligt blykt wegens de tekenen, door welke deze ziekte gekend word. 1458. Een druipert werd genesen door badstove, stoving, inspuiting, purgatie, door quik, dikmaals herhaald, uitmelkingen, balsemiken, afhoudentheid van alle spys, en | |
[pagina 287]
| |
ruime drank tot Venus-lust prikkelende, daar en tegen geringe spys en drank. 1459. Men moet volharden in de genesing, tot dat niets meerder ongewoon uit de roede druipt, of in 't water zig openbaart. 1460. De opblasing van 't mannelyk lid word weggenoomen door de pynstillende pap, verspreidende, versagtende, diergelyke stoving, en ruime aderlating en gesegde. (1458). 1461. Een Venusbuil word weggenomen met te verspreiden de bysondere door pleisters; met te veretteren, indien dese niet helpen; ende opene te zuyveren. 1462. De gezwollen kloot moet men stoven met diergelyke (1460): indien 't nood prangd, moet men laaten op de arm; door een pleister ook op 't klootzakje gelegd te verligten, tot dat die wederkeert in zyn geheele natuurlyke staat. 1463. Puysten, en gesegd Kankers, moeten door quikmiddelen uitgeknaagd worden tot 't leven toe, dan worden allengsaam genezen met dezelve sagtere. 1464. Dog altyd te gebruiken byna deselven inwendigen, als men (1458) voorgeschreven heeft. 1465. In de vrouwen word de Venus vloed door dezelve genesen (1458). 1466. Maar bysonder door sterk afvagende stovingen, en quikmiddelen. 1467. Dog, alwaar de puisten overal verstrooit, de pynen der gewrigten, nagtige arbeidsaamheid, groote Venus builen, pyniging der beenderen, dikmaals uitgestaane druipert, leeren dat de smet 'er by is, quikkige quyling werd vereischt. 1468. Welke op dat 't geschied, eenige dagen van te voren laat de zieken drinken gerstendrank. 1469. Dan gebruikt elke twee uuren een bequaame mate van zoete quik.Ga naar voetnoot(a) 1470. Te gelyk als men bevind de aassem te stinken, het tandvleesch pynelyk te worden, de tanden om hoog gezet te worden, dan moet men aanmerken, of men behoort voort te gaan, blyven staan, of tegenhouden. | |
[pagina 288]
| |
1471. Indien uitgespogen werd tot ℔iij. of ℔iv yder etmaal, Ga naar voetnoot(f) is genoeg. 1472. Indien minder, zo zal men de vloed verwekken door deselve prikkel. 1473. Indien grooter, als de kragten draagen kunnen, zo sal men 't tegenstaan met een sagt klysteer, of purgeerend, of zweetdryvend. 1474. Indien de kragt van de quik vald op de buik, sal nodig zyn een opiaat, of een doorwaassemend middel. 1475. Alwaar de mond, tandvleesch, keel te veel zwelgen en pyn hebben, moet men gebruiken sacht, aangenaam, vogtige gorgeling, of spoeling, of (1473). 1476. Voort te gaan, tot dat alle toevallen verdweenen zyn, meest door XXXVI. dagen. 1477. Dan ondertusschen moet men een zachte maat van quik gebruiken, in de andere XXXVI dagen, tot dat 'er blyve een blyk van de sachte spuuwing. 1478. Nog eenig ander middel dan tot gesondheid vereischt werd. 1479. De buylen worden vermindert door plysters (1461); of, opening gemaakt, 't been asgeschrapt. |