Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermdDe steen.1414. Alwaar in 't lichaam elders een zeker byna ontbindelyk lichaam hangd, en aan die een graveelagtige korst in't kort sich toepast, meer of minder. 1415. Indien 't geschied in de nieren, van 't aardsche deel des bloeds uitgedroogd, komt een steen in de nieren, meest spruitende aan de laaste slagaders, in gedaante van sand. 1416. Welk allengsaam aldaar aanwasschende de nier | |||||||
[pagina 283]
| |||||||
verstopt, deszelfs vleesch verstikt, verteerd, in gedaante van gruis, etter, kliergeswellen uitdryft; en eindelyk geheel bederst, bloed, etter, stinkende wateringen verwekt, die, of ook dikmaals verzweeringen van de naastgelegenen, daar na brengd voort ontsteeking. 1417, De zelve door allerlei oorsaak uit de plaats van zyn oorsprong (1415) in 't bekkenGa naar voetnoot(a), en daar door in de Ga naar voetnoot(b)pisleider, de buiging deses, engtens, ingang in de blaas afgeleid, onderschept 't water, meteen ontstooken pyn. 1418. Door de pisbuisen in de blaas af gebragt, werd dikmaals uitgedreven. 1419. 't Overblyvende in de blaas wascht door aangegelegde kringen. 1420. Blyvende altyd een roede pit, de overige zyn kringen, root, wit, asgrauw, hemelsblauw, door trappen van couleuren tekend men de trappen der onontbindelykheid, dat men door de chymie zelfs moet ontdekken. 1421. In de blaas hangende een ontsteeking, en des zelfs toevallen, dan maakt die drukkingen, aanwryvingen, gezwellen, etterwatering, droppelpis, Ga naar voetnoot(c)verstopping van de pisbuis, onmegelyke watering niet als op de rug, een uitteerende koorts, teering; ook werd die dikmaal onbewegelyk ingedreven in de pisbuis. 1422. De steen van de nieren kend men van de aldaar verstompte pyn, van bloedwatering na de beweging op straat steenen, heftig beweging van 't lichaam, meelt in een wagen, van steenen dikmaals uitgeloost, kliertjes, etter, draadveselen. (1416) 1423. Van de blaas, uit pyn in 't water maaken, en agter, en voor, uit 't wateren alleen dropsgewys, wit met een slymagtige setting, dik, veel, zwaare jeuking aan 't boost van de mannelykheid, persing in 't wateren, ingestooken vinger van de handt door 't fundament, Ga naar voetnoot(d) uit de, blaaspeilder, en (1421.) 1424. De steen van de nieren wyst aan daar door zyn vermindering, uitdryving, wederdryving, dat die niet beschadigd. | |||||||
[pagina 284]
| |||||||
1425.
1426.
1427.
1428. Want nog wegens de eigen bysondere Ga naar voetnoot(e)steenbrekende is tot nog toe geen waar geloof, 1429. Afgevoerd in de engte van 't bekken vereischt deselve (1425-1428) meest klysteren, stovinge, aderlating. 1430. Door de pisleiders uit de nieren in de blaas gevallen kend men van een voorgaande nierziekte Ga naar voetnoot(f) pyn daar op volgende in de weg van de pisleider, wyking van dese met de tekenen. 1431. Dan vereischt hier door een seer schielyke uitdryving, op dat die wasschende niet erger word. 1432. Dat geschied byna door dezelve middelen (1425-1428) maar plaatselyk daar op geleid: door een olieagtige badstove, diergelyke klisteer, inspuiting van olie in de wegen van de blaas, aanwryving deses. 1433, Dan moet men alle de toevallen te gemoet komen, na dat ze na by komen deze of die ziekte. 1434, Indien onbewegelyk, ongebonden in de pisbuys, de inspuyting, stoving, suyging Ga naar voetnoot(g) oorlepels gewyse proefyser, een ligte drukking, of ook een insnyding te doen, werden geeischt, of ook een steeking van de Ga naar voetnoot(h)bilnaad. | |||||||
[pagina 285]
| |||||||
1435. Indien grooter, als dat die soude konnen uitgeworpen worden, doorGa naar voetnoot(i)een steensnyding is die 'er uit te leiden. 1436. En voor eerst met een groote voorbereiding, als die 't zekerste, verbeterd door de Roviaansche kunst. 1437. Nogtans moet men weeten, dat alle uitkomst van de werking altyd twyffelagtig is: om de bysondere, naaulyks door eenige schranderheid voor uit te sien, nog door eenige konst te genesen, invallen. 1438. Dog in de vrouwen, met te verwyden de pisleider, werd 'er die uitgeleid: selden door insnyden. 1439. Indien in de hals van de blaas hangende belet 't water, door een blaaspeilder moet men die weder wegdryven. |
|