Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermdGa naar voetnoot(a)De pokken.1379. Mits de Kinderen een gemene ziekte is, die de pokken genaamd werd, zo werd die hier toegebragt. Welker beschryving van Sydenham wel zo nauwkeurig is, dat ze tienmaal verdiend gelezen te werden, weinig laat ik noch hebben om by te doen, waar uit blyke, dat ook deze tot dezelve eenvoudigheid, als de voorgaande ziektens konnen gebracht werden, en dat noch iets in de order van te geneezen geëischt werde. 1380. Is als meest een Ga naar voetnoot(b)doorgaande ziekte, in de lente eerst beginnende, in de Zomer wasschende, verflauwende in de herfst, de volgende winter byna wykende, weder in de Lente op dezelve order staat die weder te keeren. Hoe schielyker zy in de winter begind, zo veel te heftiger, hoe laater, zo veel te zachter, zal zyn de natuur van 't kwaad. Hier uit blykt, op wat tyd van 't | |||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||
jaar gevaarlyker. 1381. Bemachtigd alle ouderdom, en Sexe, doch meest de kinderen, en die, welke tot noch toe deze ziekte niet uitgestaan hebben; hoe dat de ouderdom de vochtigen meer heeft verstroid, de vaste meerder heeft gedwongen, zo veel te heftiger is de ziekte: Hier door is die lichter aan de Kinderen, Vrouwen, zachte, slappe: geoeffende, Mannen, oude lieden, erger. 1382. Dit kwaad, hoewel in zwang gaande word ontfangen door een medegedeelde besmetting van zo een Mensch, die ze onderhevig is geweest: 't welk eerst de lucht inhangende, schyntgegeven te werden aan de long, mond, neus, maagpyp, maag, darmen. En aldus op deze tyd zeer weinig venynige stof te hebben. 1383. Deze besmettelyke stof (1382.) met vochten vermengd brengd aanstonds voort zommige uitwerkingen malkander onderling in order ontfangende; welke zyn: rilling; koude; scherpe koorts; een groote geduurige hette; blinkendheid der oogen, van 't dunne vocht, en 't vuurige ingevallen zynde; een groote pyn van 't hoofd, rug, gewrigten, meest ontrent de deelen, aan het Ga naar voetnoot(a)herteputje onderworpen; braking, walging; groote ongerustheid; verbaastheid; slaapzucht; en epileptische overvallen in de kinderen. 1384. In 't begin van deze staat is (1383.) 't bloed, dat uit de aderen gelaten is, schoon, en zeer gelyk aan 't aldergezondste, de eerste, twede, derde, of vierde dag, nu als een pleuritisch en ontstooken bloed ziet men (384.), zo veel te erger is 't kwaad, als 't langer geduurt heeft, en heftiger geweest is. 1385. Deze staat duurt, na de in zwang gaande verscheidentheid, heftigheid van de ziekte, gematigdheid van de zieke, op verscheiden tyd: hoe ze langduriger uit zyn natuur, zo veel te zachter is de geheele toekomende ziekte, en in tegendeel. 1386. Waar van dese ziekte schynd in dese staat (1380-1386) te zyn een snelheid van de vogten vermeerdert van de ontstokene prikkeling, 't gantsche bloed door gemengd. 1387. Derhalven die ziekte (1386.) een nabestaande | |||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||
van alle scherpe ontstookene, word moeyelyk in deze staat van dien onderscheiden; de wetenschap van de heerschende doorgaande ziekte (1380.) leerd van de zieke tot deze ziekte hellende, (1381.) voorgegaande besmetting (1382). en daar uit toekomende toevallen (1383.), dat 'er die tegenwoordig is, en dat 'er staan te volgen puisten, zelfs in de andere afloop, nu aanstonds te beschryven. 1388. Gekend (1382.) deze staat van de zieke (1380-1387.) schynt deze aanwyzing te komen vooreerst: dat de ontstoken prikkel weg genomen zynde (1386.), laat genezen worden de tegenwoordige staat, en derzelver verdere voortgang belet, en daarom word verhoed een toekomende verettering, heetvuur &c. 1389. De prikkeling schynt weggenomen te konnen werden door een eige byzondere zo gezegde, of algemeene tegenvurige wyze. 1390. Een eige byzondere verbetering moet steunen op een gevonden tegengesteld middel aan dat besmettelyk venyn, dat in zo een weinig zwaarte ontfangen de overige baart, als uitwerkzels (1382. 1383.) 1391. Hoedanig (1390.) dat kan gevonden werden, doen hopen de vergelyking van 't verhaal der tegengiftigenGa naar voetnoot(a), en de aard dezes kwaads, en om te onderzoeken aanzet, hier door de hoogste nuttigheid voor 't Menschelyk geslacht in 't toekomende. 1392. In de Antimonie en quik door de kunst afgeleid tot groote doordringentheid, echter door een zoutige scherpigheid, niet al te sterk afgeknaagd, maar wel ververeenigd, op dat wy zoeken, verwekt zomtyds eenige goede uitkomst dezer. 1393. De algemeene manier schynd, dat hier aangewend kan werden, en door experimenten volmaakt, die welke bevonden is in alle ontstoken geval te gelden, op dat niet de ontsteeking in etter, of heetvuur weggaat: mits 't in allen andere achtervolgd, hier niets tegen-stryd, dat een pokkige ziekte dikmaals zonder pokken is. | |||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||
1394. Die zal bestaan (1393) in deze.
1395. Want hoewel in deze ziekte zelden gedacht werd van deze aanwyzing (1388.) en van deze manier vooreerstelyk (1393. 1394.), nochtans 't geval van een Geneeskundige, onkundig in deze ziekte, heeft dikmaals gegeven goede gevolgen, zodanig een kunst bewyzende. 1396. Deze ziekte, alwaar hy de eerste staat, welke ik noem van de besmetting, volbrengd, gaat de twede in, welke zich zo houd: met kleine roode steken, als een vloobeet werd de huid, eerst van 't hoofd en aangezicht, daar op van de handen en armen, daar na van 't Lyf en onderste deelen, aangedaan; daar op verzachten de toevallen (1383); werden vermeerdert alle uur, zo in grootheid als in getal, de puistjes sterk rood werdende, gedurig meerder, en meerder, werden ze opgeheven; ontstooken; de huid gespannen; pyn; hette; een belette omloop; een verhinderde doorwaasseming; hier door een grooter weder stuiting van de vochten tot de inwendigere; koorst; benauwdheid; moeyelyke ademing; pyn in de keel; keelgeswel; loop; roode loop; bloedwater; bloedspuging; een roode ontsteeking van een vrye huid onder de puisten, pynelyk, hette; welk alwaar geduurt hebben de ruimte van vier, vyf of zes dagen, zyn nu volstrekt veretterd, en in zo veel kleine versweringen verandert. Deze afloop van ontsteking, noem | |||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||
ik, tot aan de versweering, duurt na de verandering van een doorgaande ziekte, gesteldheid, grootheid, regeering, verscheiden tyd, meest vier of vyf dagen; alzo, dat de agtste dag, van 't beginzel een verettering 'er tegenwoordig is; dan 't bloed zeer ontstoken. 1397. Indien de ziekte van de besmetting groot (1383-1386.) veel puistjes, zeer digt naast malkander en als invoegd, alle grote tekenen van ontsteking, een olieagtige zoutige gesteldheid, kloekheid van ouderdom, een zeer lekker voorgaande leven, de middelen ende richting de snelheid veel vermeerderende, een zeer heete zomer, geweest zyn, dan tot 't einde van de ontsteking de blaasjes door een rood water van een gespannen, 'er by zyn, aanwyzingen van een heet vuurige aard. (427. N. 5.) Hier door de huid onbekwaam tot de circulatie en uitademing; daar door de wederdryving van de vochten in de binnenste; daar door een groote kwyling, zwelling van handen en voeten. 1398. Uit deze de onderscheiden - en voor - kennis van de twede staat kend men, en de reden van de zieke, en allen toevallen, werd in die begrepen, byna door deze regelen omschreven. Hoe zachter de staat van de besmetting, hoe zagter de staat van ontsteeking. Hoe langzamer de puisten uitbersten, daarom ook langduuriger de staat van de besmetting, hoe lichter de ziekte. Hoe kleinder, meer afgezondert grooter, meer van 't aangezicht afgelegen, witter, en daar na de puisten meer geel, ook langzamer voortkomen, hoe beter. Hoe meerder, meer in een gedrongen, de byzondere kleinder, meest in 't aangezigt hangende, bruin, of swart, en schielyker invallen, hoe erger. Hoe de stof der puisten meer een blanke etter, en die volmaakt weder brengd, hoe beter. Hoe de stof der puisten bloedig, heetvuurig water meerder aanvoert, hoe erger. Hoe de tusschenruimte tusschen de puisten meer rood werd, warm is, gespannen werd, zweld, omtrent de tyd van de zweering, hoe beter hoop 'er is, om de omloop hier blyvende. | |||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||
Hoe 't zelve meer bleekt, of bruin werd, hoe erger; volgd een keelgeswel doodelyk, of een longziekte; ten zy een vochtige quyling, of een groot geswel van handen en voeten 'er bygekomen is; de reden is, de omloop, belet alhier van de vochten, zynde hier door tot 't binnenste vermeerdert. Indien in plaatzen tusschen de puisten vry purperagtige vlakken, zo word aangewezen een doodelyk heetvuur. 1399. De aanwyzing in deze staat (1396.) is verscheiden na verscheiden trap van een duurende ziekte: want in 't eerste begin van een openbarende ontsteking uitwendig, schynt vereischt te worden een verhoeding, dat 't niet verkeere in een verettering: van welke nu gehandeld (1393. 1394.): of, indien dit veragt werd, moet men zorge, dat 't allerminste geschied, doch ver van 't hoofd, en langzaam: 't welk geschied.
1400. Na deze afloop uitgestaan (1396.) volgd de derde staat van verettering, met welk begonnen die wascht en volmaakt werd: in die werden nu etterige puisten geduduurig vermeerdert, daar na rypen, wit-, geel geworden, en op de derde of vierde dag van deze aflooping gebroken | |||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||
werden. Doch dan de geheele vettigheid, en 't vel dat overvloedt van een bewegelyke etter, uitwendig brand, op vrye plaatzen werd 't ontstoken; hier uit door beletzel van doorwaasseming en omloping, terging van 't vleesachtig en zenuwachtig geslagt, verswelging van de etter in de aderen, word een koorts van de kwaadaardigste soort met de ergste toevallen; indien deze stof etterig met bloed doormengd lang beweegd werd, verrot (82. 100. 406.); hier uit na de verscheide afval in verscheide deelen van 't Lichaam de verwoedste uitwerkingen naulyks overwinbaar voortbrengd: raaskallingen; rasernyen; brakingen; roode lopen; LeverziekteGa naar voetnoot(a); verzweeringen; pestkoolen; opswellingen van gewrigten, ettergeswellen, onbewegelykheden; teering; Longzweer; en diergelyke oneindige. 1401. Doch indien dan de stof dunder, scherper, en de ziekte heftiger, dan word uitgegeten de huid, de vetheid, en 't vleesch; worden breed, zeer erg, tot de beenderen dikmaals doordringend, geswellen, die kwaadaardig zyn; stinkende lidtekens.Ga naar voetnoot(b) 1402. In deze staat (1400.) moet men bezorgen de uitgang van de etter na de buitenste, uitdryving van de inwendigste, 't welk geschied met te verslappen de huid met laeuwe verslappende verstovingen, geduurig en arbeidzaam vernieuwt; afwassching en gorgeling van de mond en keel geduurig; met ruime, warme, hertsterkende, afvagende, openende, de verrotting tegenstaande; een aangenaam klisteer, verdunnende, verzagtende, zacht afgaande, of verslappende daar ingeworpen, lang opgehouden; spys uit sop van Vlees met zout en zuur klaar gemaakt; matig gebruik ondertusschen van de zuiverste wyn; gelyk gegeven opium, tegen de ongeregelde indrangen. 1403. Indien de ziekte zeer heftig; bloedwaterig, heetvuurig in plaats van etter; de geheele huid byna bemagtigd; ligt blykt, waarom zo een ongelukkige, ja onuitworstelbaar, verderf aanbrengd deze ziekte: dog van | |||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||
allen zal dan die blyken dit 't klaarste, welke uit de ontleedkundigen weet, dat de uitwendige huyd, ook de oogen, allen vliesen van de Neus, alle bedekselen van de mond, de lugtader, takken van de longpyp, maagpyp, maag, darmen, leever, longen, beset worden met dese puysten; hier door gesegde verstaat hy, en ziet, wat tot een geneesing vereyscht word, en of de grootheid van 't quaad, verdryving van zo veel zieken na gemeene hulpmiddelen altyd te vergeefsch gebruikt, niet opwekt de schranderheid van een goed geneeskundige, op dat hy in 't begin 't voornaamste van de aantastende ziekte beproeft; mits geen een, ten zy by toeval, opkomt na de gemeene geneesmanier. De inentende voorverhoedingGa naar voetnoot(a) schynt genoegsaam zeker en veylig. |
|