Kortbondige spreuken wegens de ziektens

[p. 268]

Een moeijelyke baaring.

1310. Een moeyelyke baaring komt door 't gebrek van de moeder of 't kind.

1311. Door 't gebrek van de moeder, de kragten vervallende om uit te dryven, of de natuurlyke deelen qualyk zich houdende.

1312. Indien de kragten ontbreeken, zo moet men ze opwekken door middel van lyfmoederlyke, hertsterkende, niesverwekke de.

1313 Indien de inwendige hals al te eng of te herd, zo veel mogelyk is moet men die met bestrykingen te gemoet komen, op dat 't slibberige week gemaakt werd, of door stoving.

Indien deze zwelling (1313), of gebooren in de schede belet de uitdryving, die moet men van een rekken, veretteren, of wegnemen door de heelkonstige hulp.

1315. Indien de lippen van deze deelen onthuidigt t'zamenvereenigen, schielyk, voor de baring, indien 't wezen kan, moet men ze van een snyden, en met een lidteken overtrekken.

1316. Indien t'zaamenstel der beenderen enger de weg belet heeft met verzachtende bestrykingen, (1313) diergelyke stovingen, die zyn te verzagten, en met de hand na de regel der kunst moet men dan ondersteunen de baarende.

1317. 't Komt van 't gebrek des kinds, als wanneer 't dood, onbewegelyk, of zo gelegen is, dat 't zelfs zich de poort sluit.

1318. Men weet dat 't is dood; indien onbewegelyk; indien de navelsslagaderen^(a) worden gevoeld te rusten in de navelstreng, meest omtrent 't Lichaam van 't kind; indien stanken uitgaan; indien een zware last; indien de perssing haar queld; indien hertvang; ^(b)rilling; zwaarstinkende aassem; blaauwe couleur; indien noch niet gebaart heeft; 't water ontlopen zynde; indien de opperhuid licht van de huid zich afscheid; indien de huid van de vrugt geel, ligt

(a) Funiculus Umbilicalis.

(b) Syncope.

[p. 269]

van een te scheiden, de beenen week en bewegelyk.

1319. Zo dra men kend, dat de vrugt dood is, uit vrees van 't heete vuur, hartvang, en moedersdood, moet men 't 'er uitnemen, 't zy by de voeten meest, zo 't geschiede kan.

1320. 't Leggen van 't kind moet men daar na richten, door welk de vrucht kan uitgeleid werden, of by 't hoofd, of byzonder by de voeten.

1321 Dat werkt men uit

1.	Door behoorlyke legging van de Moeder.
2.	Door verandering van de plaatzing des Kinds.