zeer zagte tegenopstygende, of ook aangename zuuren zyn van groot gebruik en kragt.
1301. Van de aanwasch van de vrugt schynen byna te komen de zelve, welke opgeteld (1296) dan moeijelykheid om te wateren en af te gaan, aambyen, aderspatten, dikwerding van heenen, en lyfmoeders lippen, geneigdheid tot vallen.
1302. Door welke wel kan toegebracht werden zomtyds een geneesmiddel, V.S. (1297), of ook de legging van 't lichaam na de tyd veranderd, dan ook door windzels, en eindelyk door zachte bestrykingen.
1303. Doch onder de gevaarlykste ziektens van de zwangeren word gehouden de vloed van 't lyfmoederlyke bloed.
1304. Welke byna uit dat, 't welk de koek van de moeder los, en de aderen vol van bloed opspannende, en de lyfmoeder van een getrokken, dikmaals met een volle stroom, 't slagaderlyke bloed uitloopt.
1305. Men kend 't uit de verwyderde mond van de lyfmoeder, uit de groote, snelle, zeer verzwakkende pynelyke vloed, van bloed, dat levendig of gruisig is.
1306, De oorzaak dezer, heftige hertstogten, al te sterke bewegingen van 't Lichaam, opstygende, en maanstondige middelen qualyk gebruikt, stoting van 't onderste deel des onderbuiks.
1307. De geneesmiddelen, rust van 't gemoed en lichaam, een matige koude lugt, aderlating, t'zamentrekkende opiaten.
1308. Indien niets gevordert werd met deeze, 't kind op de beste wys, verandert na des zelfs geplaastheid, moet men 'er uithaalen, en de lyfmoeder van de koek, vrugt, gruisig bloed, geheel bevryden:
1309. 't En verscheeld niet, op wat tyd van draging dit geschieden, als beeter zynde, te verliezen, of anders te zullen verliezen de vrugt, behouden de moeder, als beide zeeker te verliezen.