De ziektens der maagden.
1283. Buiten allen deze gedachten van scherpe en sleepende ziektens, zyn enige eigen aan de maagden, zwangere en kraamvrouwen, als ook aan de kindsche levenstyd.
1284. Op wat tyd 't vrouwelyke lichaam tot zyn wasdom gekomen is, in een welgestelde gematigtheid is 't gewoon meer bloed te maken, als dat in de vaten bevat werd, waar van dat word afgezondert door de lyfmoederlyke slag-aderen van de maandelyke vloed.
1285. Indien, gestelt 't lichaam in die hoedanigheit (1284) 't bloed hier werd wederhouden, zo komt 'er uit een bloedrykheid; traagheid; zwaarmoedigheid; bleekte; lenden, liezenpyn; bedurven meest alle de natuurlyke, levendige, diergelyke werkingen; welke ligt afgeleid worden van alte sterk gedrukte vaten, overvloediger vogt, stilstaande, verstikkende.
1286. Doch van de zelve zo by een vergadert, zo worden wonderlyke wegen bereid, bekend door zeldzame maandelyke afzonderingen: dewyl die door de oogen, ooren, neus, tandvleesch, wegen van quyl, maagpyp, afgang, blaas, borsten, vel, wonden, zweeren, de geneeskundigen hebben zien uitgaan.
1287. Of ook dikmaals worden verzwakt daar door alle de ingewanden, en komt ten deele voort van de gezette verrotting, ten deele van de beschadigde vaten, een oneindig geslacht van ziektens (106).
1288. Men kend deze ziekte
1. | Van de ouderdom. |
2. | Wasdom van 't lichaam nu volmaakt. |
3. | Bloedrykheid. |
4. | Daar na van de tekenen van de opvolgende ziekte. |
1289. Voor de ontbinding vereischt die verscheide middelen, en opzigt van een verscheide oorzaak.
1290. Onder welke de natuurlyke, of overkomende 't zame groeying van de schaamleden vereischt de hand van een heelkundige door een behoorlyk instrument, behoorlyke wond, de weg makende.