Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermdGa naar voetnoot(a)De honds-dolligheid.1128. Daar is ook een andere ziekte, welke, om zyn dikmaals verzelde dolligheid, alhier kan gebracht werden, mits die, om 't uiterste gevaar moet behandeld werde. 1129. Men noemt die dolligheid, en om dat als meest van een hondebeet is, (a)hondsche dolligheid; zo van 't schrikkelyke toeval, vrees voor 't water, gezegd Ga naar voetnoot(b)waterschrik enz. 1130. Komt byna altyd van andere dieren, eerst dol, 't vergift ontfangen zynde, nochtans ook van zelfs in zommige scherpen leest men, en word aangemerkt gekomen te zyn. 1131. Doch allerley dieren, die byna met dit quaad behebt zyn, en anderen kunnen door zyn besmetting, en zelfs de Menschen beschadigen. 1132. Te weten honden, katten, Wolven, Vossen, peerden, Ezels, Muilen, Ossen, Zwynen, aapen, baanen, Menschen, eerst dol, hebben dit kwaad in andere voortgeplant. 1133. Nochtans is aan geen dier dit kwaad gewoonder, als aan een hond, Wolf, en Vos; en in deze werd 't byzonder uit inwendigen oorzaken, zonder voorgezien besmetting, geboren. 1134. Een zeer beet landschap; een Landstreek langzaam door groote hette verslensende, en weder schrikkelyk door een zeer felle koude; een hetsige Jaarge- | |||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||
ty, en droog langdurende; spyze uit verrot, stinkend wormachtig vleesch; missing van drank; wormen geboren in de nieren, darmen, herssens, riekmakende holligheden der neus zyn de voorgaande oorzaaken in deze dieren, dat 'er een dolligheid is gebooren. 1135. Byzonder zyn dat de tekenen van een ontfangen dolligheid, op welk steunt de behouding van die vuile besmetting; worden die geene droevig, eenzaam zich verbergende, stom voor zo ver 't blaffen, knorrende nochtans, een afkeer tegen alle spys en drank hebbende, in allen onbekende vergramt, en aanvallende. Haar heeren echter tot noch toe ook gedachtig en vrezende, ooren en start latende hangen, als slapende gaande: Tot dus verre is de eerste trap van kwaad 'er by: ende een beet dan ontfangen is wel gevaarlyk, maar niet 't ergst: daar na heygen, de tong uit te steken, veel schuim uit te geven, gapen, nu luy als half slapende, nu schielyk voortegaan, niet altyd volgens de rechte weg, daar op zelfs niet meer te kennen zyn Heer, neergeslagen oogen te hebben, traanachtig, stoffig, een tong te hebben van een lood coleur, schielyk te vermageren, te rasen, te woeden: dat is de twede trap van 't kwaad, welke zy verdragen nauwlyks dertig uuren, of zy sterven. De beet op deze tyd is byna ongeneeslyk; dog hoe 't dier heftiger woed, langer met dit kwaad bezet is geweest, nader aan zyn dood is, zo veel te dodelyker is de beet, scherper, ende toevallen zeer schielyk veroorzakende de heftigste, en daar en tegen. 1136. Doch nauwlyks is 'er zo een meenigvuldige besmetting van eenig fenyn, want door een beet zelfs de ligste, door de klederen toegebracht, alleen schavende, noch eenig bloed uitlopende; door de geest uit de mond in des mensche long toegevoerd; door aanraking van versch speekzel, of ook lang uitgedroogd, ontfangen in de lippen of tong: een zoen alleen gegeven aan een dolle hond; ontsteeking van al te veel aanraking van 't werktuig of wond, door welk lang van te vooren een dol dier gedood is geweest; door eeten van melk en Vleesch van een dol, dier; aanraking en veele behandeling van besmette zaken door voorgaande. | |||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||
1137. Weder is nauwlyks eenig venyn bekend, welk zo verwoed, en zo zeer de mensch verandert, een vergift, 't welke, waar 't zich begind te openbaren, zo heftig en fel woed, en nochtans gelyk zo zeer langduurig kan schuilen, eer dat 't zich vertoond; want ook andere aanftonds, andere, gelyk ze verhaalen na geheele twintig jaren van de beet verloopen, andere weder op alle tusschenmiddige tyd beginnen geprangd te worden door qualen aan deze dolligheid eigen: doch deze verscheldentheid hangd af van de hette des jaargety, van de verscheide graad des ziekte in 't bytende dier, (1135.) van de gematigheid des gebeeten Mensch, mits de galachtige daar toe lichter keeren, slymachtigen, en waterzuchtigen in 't tegendeel, van de verscheide spys, en aangewende medicynen. 1138. Een zeer gezond Mensch met deze besmetting (1136.) vergiftigd begind na een verscheide tyd (1137.) op deze order byna te zieken: de plaats, alwaar de ingedrukte smet van 't venyn eerst geweest is, heeft pyn: daar na verspreiden de pynen door andere, meest naastgelene plaatsen: vermoeidheid, zwaarmoedigheid, traagheid in al de spieren; ongeruste dromen, beroerde, schrikkelyke, met stuiptrekkingen, en opspringingen; een geduurige ongerustheid; zuchtingen; droefheid; liefde voor de eenzaamheid; en hier door byna begind deszelfs eerste ingang, door deze byna eindigd deszelfs eerste trap: 't bloed dan uit de aderen gelaten is in alle merkteken goed. Naderhand dan worden de eersten vermeerdert, en daar komt verders by een een groote benauwdheid ontrent de borstingewanden; de ademhaling moeyelyk, zuchtend; schrik; op 't gesigt van 't water, en allerley vochten, en zaaken, of doorschynend, of gelyk een spiegel wederom kaatzende, trillinge, beving; walging van spys; nochtans een doorzwelging van elks geheel stuk; aanraking van allerley vocht, meest door de lippen of tong, een ongeloofelyke angst, beving, stuiptrekkingen ysselyk, en byna dolligheid veroorzakende: braking van bruin galachtig Lymsap, of lookachtige gal; verhitting; koorts; ge- | |||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||
duurig waken; Ga naar voetnoot(a)onwillige roedestand; een zeer beroerde reeks van vreemde en ongewoone gedachten. Zo gaat 't kwaad voort, en hier pleeg men te stellen bepalingen van de twede trap. Maar na die worden gedurig alle de opgetelde verbittert, en is gewoon te volgen de uitsteeking van een scherpe tong; gaping van de mond; een heesche stem; groote dorst; verwoedheid tot poging om te drinken, aanschouwing en aantasting van de vochten; verzameling van speekzel in de mond; trachting om die te spugen op andere; een onwillige bitzigheid om al wat voorkomt te byten, noch echter te bedwingen van de wil; met een spugende opsperring knarst op de tanden; de pols en ademhaling beswyken; koudzweet; de heftigste dolligheid, terwyl ondertusschen, dat verwonderlyk is, een voorzichtig, andere van zelfs vreezende gemoed 'er by is; hier door byna binnen de vierde dag altyd van de eerste graat, een stuiptrekkende dood, met de grootste benauwdheid in 't ademen. 1139. Uit dit geheele verhaal (1129-1139.) blykt de kennis van dit kwaad; maar de voorkennisse werd 'er uitgelokt uit de beschouwing. (1135. 1137. 1138.) En gelyk met te denken overal de droevigste uitkomsten, en dit van de opkomst der Geneeskunst tot dus verre, beklagen byna de voornaamsten van de kunst, dat nauwlyks eenige zekere Ga naar voetnoot(b) verboeding van gebetenen gehouden werd, en dat tot noch toe geen Exempel van waterschrikkende gegeven werd, die genezen is, daar en is 'er geen een van zeker geloof! Doch meest te beklagen, dat na verlopen eeuwen, die te beschreyen zyn, een vruchteloos succes, van al dat geen tot noch toe in gebruik geweest is, niet zyn andere verscheide gene eswyzen van de ouden beproeft. 1140. De doorsnyding van de lyken heeft geleerd, dat meest de werktuigen van doorzwelging als meest ontstooken zyn; een galachtig lymsap verscheiden in de maagh; de galblaas vol met zwarte gal, 't hartezakje Ga naar voetnoot(c) droog; in de longen, byna opgehoopt al 't | |||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||
bloed, vol; 't hart vol met bloed, dikmaals byna verdroogd; de slagaderen vol; de aderen leeg; 't bloed zeer vochtig, en nauwlyks in de lugt t'zamengroeyende, terwyl uit de ader gelaaten, t'zamengeronnen was voor de derde dag; allen spieren, ingewanden, brein, achterbrein, rugmerg, drooger als gewoon. 1141. Alle genezing tot noch toe, zeer weinige uitgezondert, onzeker, zo verhoedende, als Ga naar voetnoot(a) genezende; welkers eerste oorzaak, de ydele pocching van veele byzonderheden, en de nalatigheid van de uitgedagte geneeswys uit 't verhaal van 't kwaad. 1142. Derhalven zo veel uit al dit verhaal, deszelfs vergelyking met andere ziektens, en gelukkiger uitkomst van weinig gevallen, is 't geoorloft te besluiten, dat voor eerst die schynt te bestaan in de aandoening der zenuwen, naast te brengen tot de stuiptrekking, welke dat de ingewanden, en de vaten dezer bemachtigen; daarna dat dit gebrek werd geboren hier door aan 't bloed, en vochten, dat als 't naaste aan een heetvurige ontsteeking komt; dog dat de zit plaats van 't kwaad ontrent de maag en naastgelene hangd. 1143. De verhoedende genezing in een gebetene vereischt, dat
| |||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||
1144. Doch de genezing van de nu tegenwoordige ziekte schynt, dat men beproeven moet, meest in de eerste graad, en in 't begin van de twede (1138.) byzonder, nadien anders 't verzuim gestraft werd met de dodelykste uitgang. 't Waarschynelykste blykt, en door weinig voorbeelden bevestigd, dat de volgende moeten geschieden:
| |||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||
1145.
1146. Nochtans moet men niet wanhopen om die voorbeelden nu in andere venynen bestaande, van te vinden een byzonder tegengift van dit byzondere venyn. 1147. Doch tot noch toe is 'er van geen eenig bevonden, dat de toets van waarheid kan uitstaan, aan welk de behoudenis van een zeer gevaar loopend mensch, zou kunnen vertrouwd werden, mits'er geen een bekend is, welkers ondervindingen zeker zyn: want of zyn haar oorspronk schuldig aan een beschouwing, of 't is vertrouwt aan uit geschrevene uit een ander: noch van AE schrio by Galenus en Onbasius zyn geheim van de verbrande kankers, noch de wydberoemde Opiaten van Scribonius Largus tegen de dolligheid der Siculensen; noch van Peregrinus zyn raad wegens 't vel van de Hyéne, nog van Aëtius, Rufus, Posidonius as van kreeften met de Theriakel; noch 't geoeffende geneesmiddel door Palmerius; ofte veel geprezene door Majern, Grew, ende Jagers, staal met Mithridaat, noch van de Ga naar voetnoot(a)Rozehonds wortel in hei- | |||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||
lige droomen geopenbaart, of door anderen tot de hemel verhoogde assige aardachtige Lichen, pimpinel, verbrande Lever van een dolle hond en diergelyke; uitgezondert zynde. |
|