Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermdDe sprouw.Ga naar voetnoot(a)978. Maar mits is in veele scherpe ziektens met de ontstooken ingewanden komt de spruuw, zo staat van die weinig te verhandelen. 979. Die zyn kleine, ronde, boven oppervlakkige, zweertjens, de inwendige mond bemagtigende. 980. Welke nauwkeurig onderzocht schynen te zyn van de laaste uitlosing, door welk in de mond 't afgezonderde, quylagtige, en snotachtige vocht uitgestort word, de uitsweeringen gemaakt, uit de verstoppingh van deszelfs uiterste buis door een langzaam, en lymachtige vocht daar na afgevoerd. 981. Hier door bemachtigen zy alle plaatzen, alwaar zodanige uitlozingen zich openen, en aldus de lippen, tandvleesch, inwendige wangen, tong, verhemelte, keel amandelen, lel, 't keelgat, maag, dunne darmen, byna overal van dezelve zoort. 982. De noordsche Volkeren, moerassige plaatzen bewoonende, warm door de gesteldheid des lugts, regenachtig, kinderen, en oude lieden, zyn die veel onderhevig. 983. Maar de spruuw in de mond komende pleeg vooraf te gaan een verrotte achtereenvolgende, of tusschenposende, geduurig veroorzaakte koorts; beginnende met een loop of rodeloop; een groote en geduurige walging, braking, wanlust tegen 't eeten; een groote benauwdheid, dikmaals voor 't hert komende; een groote zwakheid; allerley groote ontlasting van allerley vochten; ongevoeligheid en stompheid, lichte slaperigheid, ongelyk, geduurig; geduurige klachte van de zwaarlastigheid en pyn ontrent de maagh. | |||||||||
[pagina 196]
| |||||||||
984. 't Is gewoonelyk, dat zomtyds in 't begin hier door enkelvoudige puisten verstroid zich vertoonen, nu eerst op de tong, in de hoek van de lippen, in de keel, en elders zonder eenige zekere standvastigheid van de eerste plaats: en die byna zyn altyd van een goede aard: zomtyds openbaaren eerst binnen in de keel met een witte korst opklimmende als uit de maagpyp, dik, blinkende, als van versch spek, zeer hardnekkig aanhangende, langzaam opklimmende: en deze byna zyn de ergste, en als meest zeker dodelyk; zomtyds besetten zy over al de geheele holligheid des monds, tot aan 't uiterste der lippen met harde, groffe, dik in een gedrongen, vastklevende korsten, alles gelyk bedekkende: en van deze staan zelden de zieken op. 985. De verscheiden coleur dezer: doorschynend wit als van peerlen; eenvoudig wit uit een groote ineengedrongentheid; bruin; geel; blauw; zwart: welker quaadaardigheid met gelyk order, als hier gemeld werd, voortgaat, zo dat de eerder best, de latere 't ergste zy. 986. Alwaar zy eenige tyd gehangen hebben, pleegen neerwaarts ontbonden, losgemaakt werden, stuksgewys afvallen, en zo langzaam, en in 't vervolg worden alle eerst ontstoken deelen bevryd. Dan eenige vallen schielyk, andere langzaam af. Zommige komen schielyk weder, eenige langzaam, andere niet: zomtyds worden die even in een gedrongen, als de eerdere wedergeboren; en ook zomtyds noch in een gedrongender: en blykt weder dan de verscheidentheid van 't gevaar, en alwaar. 987. Deze plaats (981.) natuur (979. 980.) oorzaak, (980, 983.) de toevallen van dit quaad (984-987.) waar van men mag stellen van de aart; en daar uit kunnen licht deszelfs uitwerkingen afgeleid worden. 988. Want waar zodanige spruuwachtige korst de geheele oppervlakte van de beschreven deelen bedekt (981.), dan neemt ze weg 't gevoelen door de zenuwen in te drukken, waar van alle smaak weggenomen, belet de uitgang van de vochten door zyn ontloosingen, waar van droogte, verweiding van ondergelegde va- | |||||||||
[pagina 197]
| |||||||||
ten, verrotting van vochten onder die stilstaande, ontsteking der delen zelfs; sluit de holligheid der verswelgende vaten, waar van 't de ingang van een nieuw chyl, drank, medicynen belet, de gebreken van een geweigerde herstelling des Lichaams geboren voortbrengd, waar van eindelyk daar door de dood; door afvallende korsten, een groter uitvloed van vochten door de verwyderde vaten nu geopend, waar van quylingh; loop, welke goedt zyn, indien geen spruuwachtige korsten herboren werden; quaad, indien weder voortgebracht werden; door afvallende korsten, pyn van ontstooken, en nu ontbloote deelen, dikmaals levendig bloed van druipende, waar van bloedige quylingen, en zodanig roode loop: maar die allen, zo ze op de maag, uitloosing van de lever, buikklierbedde, darmen toegepast werden, leeren ons oneindige qualen, die uit deze eene ziekte konnen voottkomen: dat 't niet nodig is een ander voorkennis te zeggen. 989. Maar indien deze zweerachtige korsten tay, dik, breed, t'zamengepakt, dan dikmaals 't ondergelegde vleesch verstikt, ontstooken, veretterd, heetvuurig, word in schrikkelyk gezwellen verandert, zomtyds in de mond van 't gehemelt tot deszelfs omwindzel uitgegeten zynde; maar hoedanig in de maag en darmen hier uit qualen, blykt door zich zelve. 990. Op dat zeer wel dit quaad genezen werd, zo moet
| |||||||||
[pagina 198]
| |||||||||
991. Uit dit verhaal en geneesing van de spruuw worden veel duistere oeffenende verschilstukken ontbonden. Want waarom in de koorts met een loop en rodeloop in 't einde van de ziekte de sprouw? Waarom dit in de kinderen, en ouden, byzonder? Waarom meest, indien de medicynen, voedzel, schikking, warmmakende, of aandringende, in 't begin van deze ziekte gegeven? Waarom in 't begin van zodanige ziekte een zuiverend word gegeven, dusdanige spruuw werd verhoed? Waarom in de ergste spruuw de nok moeyelyk en dodelyk is? Waarom de spruuwachtige monden, ontroerde buiken, verlooren eetenlust van Hippocrates t'zamengevoegd worden? Waarom de spruuwachtige huid Ga naar voetnoot(a)spysloop van de maag veroorzaakt? Waarom de zwarte sprouw besmettelyk word gehouden? Waarom een spruuwachtige mond aan een zwangere Vrouw een voorboden van miskraam? Waarom in verrotte longe, lever de sprouw 'er by is? Waarom de zwelling, warmte, verstikking, keelgeswel van de verkoude sprouw? Waarom raaskallingen, omwerpingen, slaaapeloosheid, koud zweet, zo doodelyk hier zy? 992. Derhalven is 't een regel: blinkende, witte, dunne, verspreide, zachte, lichtvallende, weinig weerkomende, oppervlakkige, sprouw is goed: maar in tegendeel zeer | |||||||||
[pagina 199]
| |||||||||
wit, dof, geel, bruin, zwart, gedrongen, dik, t'zamenkomende, hard, klevend, geduurig herkomende, uitknagende quaad. |
|