Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |||||||||||||||
Ga naar voetnoot(a)De lever- en veelvuldige geelzucht.Ga naar voetnoot(b)914. Gelyk de ingewanden en deelen, van welke dus ver, alzo is ook de Lever aan de ontsteeking onderworpen; hoewel daar van zelden gedagt werd, en misschien ook niet zo meenigvuldig zy om de kleinheid van de slagader des levers, en minder indrang van 't bloed der poortenader. 915. Derhalven heeft 't plaats in de laaste eindens van dezes beidens vat (914) aan de lever aanbrengende bloed met een slagaderlyke uitwerking; hier door is die als van de longe twederlei door de zitplaats, oorsprong, nogtans zo dat 't eene gebooren, 't ander ligt volgd. 916. Gelyke oorzaaken gaan voor beide, te weten algemeene ontsteekingen van elks, (375-380) bepaald voor eerstelyk tot deze plaatze; dan eenige meest eigen aan deze plaats, welke veelen alhier wel zyn te brengen; een groote vettigheid van 't net Ga naar voetnoot(c); zwartgalagtige gesteldheid van 't bloed en gal; scherpigheid van elders etterende stilstaande stof, die bloedwaterig en scheurbuikagtig is; indien by deze komt heete koorts, beweging, voedzel, medecyn, venyn, dat uitzypert beweegd, en in de lever gebragt: een vette, scherpe uitgebrande gal, door zyn oorzaaken bewogen; steen, kalk, knoest, eelt, spekgezwelGa naar voetnoot(d) ettergezwel, kanker, worm, eenige plaats van de Lever, galblaas, doorgang van de galvoerder bemagtigende, drukkende, t'zamendrukkende, indien dan gelyke oorzaak opwekkende voorgegaan is, als aanstonds is opgenoemd; een schielyke aandrang van sterke koude door de lugt; drank, zwemming, aan een eerst sterk warm gemaakte lever; een dagelyksche dorst in een groote beweging, hitte, zweeting; een brandende koorts met onttrekking van spys, en gebrek van drank; groote | |||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||
beroeringen van 't gemoed; groote beweegingen door 't sweeten veroorzaakt; kwalen van de onderbuik die al lang veroudert zyn. 917. Uit deze zo meenigvuldige oorzaken (917) een ontsteeking gebooren, heeft verscheide uitwerkingen na de verscheidentheid van de voorgaande gesteldheid in de lever, na de verscheidentheid van de bewogen stof, en die ontsteekt; en eindelyk na de verscheidentheid van de aanzettende oorzaak. 918. Dog dewyl die volgd de gemeene aart van ontsteeking, de vaatjes verstopt; 't vloeibaare stremt; de zwelling verligt; de naastgeleegene t'zamendrukt; de zelve als in zyn plaats voortbrengd; de maag belet, en van die vervuld pyn heeft, zo ook 't middelrift, al 't bloed van de Ga naar voetnoot(a)maags-Slagader, en beide Ga naar voetnoot(b)darms-scheylvaten belet, by de lever tegen houd, en aldaar al 't aderlyke, slagaderlyke waterig vloed in de eerste onderbuiks ingewanden geheel belet: de voortbrenging, afzondering, uitwerping, omloop, werking van de gal omkeert, de geelzugt voortbrengd, en des zelfs gevolgen; de verrotting van alle de vogten en onderbuiks ingewanden voortbrengd, waar van oneindige kwalen. 919. En heeft te gelyk een uitgang in gezondheid, andere ziektens; de dood. 920. In gezondheid gaat 't over door de goedaardigheid der natuur of kunst. 921. Dog door de natuur met een zagte ontbinding, of kooking, en uitwerping van de zieke stof. 922 Door ontbinding, indien de nieuwe stof, zagt, ende overige voorwaarden 'er by zyn (386) dan bevordert de kunst 't werk met te verdwynen, ontbinden, zagtjes te bewegen door bettingen, drank, klisteren. 923. Met kooking en uitwerping, dewyl 't in deze ziekte door zyn tekens (916-918) bekend.
| |||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||
924. Alwaar 't eerst blykt (923. N. 1.) aanstonds door bettingen, klysteren, stovingen, dranken, voedzel, medecynen, zyn die eerst te verschaffen, welke kunnen verdunnen, ontbinden, bewegen, afdroogen, zagtjes uitdryven, welk voor eerstelyk tegen de galagtige verrotting zyn. 925. Maar indien 'er ander geval by is (923. N. 2.) moet men de gezegde gebruiken (889 tot bezorging van 888. N. 2.) en in die weinig afvagende middelen by te doen. 926. In 't derde geval (923. N. 3.) dezelve (924. 925.) moet men doen; maar men moet aan de milt te gelyk, en den gantsche weg van die tot de lever, diergelyke stovingen geven. 927. In 't vierde (923. N. 4.) de neus in en uitwendig met verzachtende, moet men met lauwe stoven, tot dat tot verligting der toevallen 't bloed gevloeid heeft; maar dan indien al te veel bloedvloeying, is die zagt te bedwingen door Ga naar voetnoot(a) stempmiddelen en diaet, niet al te schielyk. 928. Ten laatsten in 't vyfde (923. N. 5.) word geeischt 't ruim gebruik van verdunnende, en afvagende middelen. 929. Voor eerstelyk in den (924-929) zy een verhoeding, dat niets van de stofziekte in de plaats overig blyft, naderhand zwaarlyk te overwinnen; en daar door werd de eerste en beste zoort van de geelzugt geneezen. 930. Indien nieuw, heftig, zonder tekens en hoop | |||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||
(922, 923) zo zal die behandeld worden door de zelve behoedzels, geneesmiddelen als van de pleuris (890) bastaart razende koorts (911) en diergelyke ziektens, ten zy dat men die, welke zagtjes door een tegenvuurige kragt met de buik te verzagten, geven in dranken, of door klysteeren gebruikt; deze zyn hier voor eerst dienstig. 931. Maar de tekenen van een volmaakte gezondheid, een coleur niet meer geelzugtig in de oogen, gedaante, water, drek van de afgang met afwezendheid der toevallen. (918). 932. Waar uit men kend de oorsprong, natuur, uitwerking, genezing van de twede zwaarder zoort van geelzugt. 933. Dog indien in een ontstooken Lever (914, 915.) de geneesmiddelen (922-931) niet laat, vrugteloos gebruikt; een grooter oorzaak; dan zal voorkomen een verettering (387-402) van de lever; gelyk als elders, ten zy dat om de meenigte van vogt hier veel bloedig en galagtig stilstaande vogt, zelden goede etter, ten zy in kleinen en uitwendiger, doch meest een doodelyke verrotting 934. Men kend dit toekomend.
935. Dat 't geschied is, weet men:
| |||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||
936. Zodanig ettergeswel of
937. Alwaar de lever verteerd word, dan door een langzaame geelzugtige teering, met een geduurig koorsje, ondragelyke dorst, groote zwakheid, onuitdrukkelyke benauwdheid, water byna swart, trommelagtig,Ga naar voetnoot(c) bloedetterige afgang, zeer stinkend, lang geworsteld, sterft. 938. Welke geval (937) tot zo ver gekoomen neemt geen genezing aan, naulyks een streelmiddel; deze is 't nauwe denkbeeld van de Geelzugt. 939. Indien zweren van de lever gemaakt, en nu gebrooken haar stof in de holligheden des onderbuiks uitgestort hebben, aldaar geduurig etter vergadert, nieuwe bykoomen, al 't vogtige des Lichaams en 't voedzel veranderen in nieuwe etter, alle de ingewanden verrottend maakt, hier uit de buik waterzucht, door na te bootzen 't bomwater, veroorzaaken zy, waar van na een langzaame en schrikkelyke tering, en deszelfs toevallen, de dood: gelyk byna de eerste (938) de zoort van geelzugt, door geen kunst geneesbaar is. 940. Dog hoe dikmaals de veretterde stof, en waterig bloed, uitgegeeten de eindens van de galagtige doorgangen, in der zelver wydte, en daar door in de ingewanden gevloeid hebben, na de verscheidentheid | |||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||
van de aangedane weg, stinkende brakingen, verrot, veretterd, waterig bloedig, van een witte, assige, bruine, geele, zwarte verw, of diergelyke buik ontlastingen voortbrengen, met 't grootste verlies van krachten, onder den naam van t'zamensmeltende vloeying, in 't kort dodelyk. Een nieuwe uitkomst hier weder van de geelzucht, zeer te vrezen. 941. Maar indien in de uitgegetene eindens van de holle ader, hier uit in dezelve, eindelyk in de massa van 't bloed die zelve vochten (940.) zich hebben uitgestort en vermengd, de schrikkelykste spruiten daar uit, en in 't kort dodelyke toevallen; buitengewoone, meenigvuldige flauwtens; groote zwakheden; de pols op allerley wyze kwaad; beroeringen van al de werken gelyk; een onvoorziensche dood. Wederom een nieuwe geelzucht. 942. In welk geval wel (641.) geen geneesmiddel werd krachtig gehouden, maar een ruim gebruik van die, welke krachten verquikken, de verrotting tegenstaan, de vochtige herstellen, is eenigzins nut. 943. Maar indien de laaste soort van kwaad zich onthoud (936 N. 5.) dan vernomen een zwelling, met vlas, brandend yzer, brandmiddelen, lancet werd 't geopend, de wond door zachte uiteetende en veretterende werd zo diep uitgegeten, tor dat t' komt tot braking. 944. Indien wit, gelykmatig, glad, onriekbaar, 't proefyzer niet coleurende, de etter na buiten gaat, zo is 'er hoop, want dan behoort men die als een zweer te behandelen (402-413); te gelyk inwendige zuiverende geneesmiddelen aan te wenden. 945. Maar indien geel, bruin, blauw, zwart, stinkend, 't proefyzer met de coleur van een regenboog besmettende, bloedetterig, droesig water bloedig voorkomt, al langzaam werd de lever uitgegeten; de zieken verteerd; en zullen byna dezelve toevallen werden. (941). 946. En weder indien na de ontsteeking van de lever 'er by zyn hoedanigheden (392.) een knoestgezwel zal 'er gebooren werden; die door zyn zwelling, hardheid, aanwas, en zyn zitplaats, en de naastgelegene quest, | |||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||
hier uit wederom byna dezelve qualen, maar langzaame voortbrengd, (881-883.); na zachte luistert die niet; door scherpen werd hy verandert in een schrikkelyke kanker (494.) welkers schrikkelyke gevolgen dan verstaan werden uit (499.) vergeleken met deze aangedane zitplaats, 't voornaamste gevolg van zodanig knoestgeswel, een geduurige geelzucht. 947. Waar uit blykt, dat men dit kwaad kenbaar, door zyn tekenen bekend, zeer zacht moet handelen, nauwlyks te genezen. 948. Dog indien maar in een klein deel van de lever zodanige kleine ontsteking is blyve hangen, zo zal 't door een steenig knobbeltje, klein knoestje, puistje, klein verzweering voort komen; welk door zich weinig, maar de koorts komende, veele kwalen baren (881.) 949. Eindelyk eindigd ook de ontsteeking van de lever schielyk in de dood, indien de oorzaaken der ontsteeking zo krachtig, dat 'er niets door de gantsche lever kan doorgaan, te gelyk een ingespanne koorts dringende: dan gedrongen in een aan de eindens, verwyd de lever aan de vaten, doet dan geen werking; een schielyke en groote geelzugt word 'er; de vaten worden verbroken; 't bloed en gal word uitgestort; schielyk sterft de zieke. Dat toekomende te zyn voorzegd
950. Uit alle deze uitgelegde (914-950) kunnen verstaan werden oneindige toevallen in scherpe ziektens voortkomende; welker onbekende reden ydele fabels van quaadaardigheid heeft voortgebracht: want van de lever hangen af alle de ingewanden van de onderbuik, en dies alle derzelver werkingen, van vertering, gelykmaking, voeding, verversching van 't bloed, uitwerping van de afgang. In de lever drievoudig, licht de vocht in de hette verrottende, veel en los bloed, blaas- en le- | |||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||
verachtige gal: groote naastgelegentheid van de lever met 't middelrift en 't hert: de galachtige eindens verstopt, zo gaat ligt de galachtige vocht der poortaderen in de holle. Dan uit die werd alleen doorzien, hoe verscheiden, hoe meenigvuldig 't denkbeeld van de Geelzugt zy? Waarom zomtyds licht genezen werd, en wanneer? Waarom dikmaals die de hardnekkigste zy? waarom dikmaals schielyk, dikmaals zeer langzaam de dood? Waarom die by beurten komt, blyft, weggaat, wederkeert? waarom met groote benauwdheden, braking, pyn, stuiptrekking, voorgaande, openbaart, rust, wederkeert? en wat 't dan betekend? Waarom in scherpe koortzen zo dodelyk voor de zevende dag? Waarom de ruime roode loop, schielyk ophoudende, zo wel genezen werd? Waarom zo onverwinnelyk in de zelve na de zevende dag? Waarom de lating zo weinig deze ziekte helpt? Waarom in alle scherpe ziekte men zo moet opletten op de pynen van de onderbuiks ingewanden, opzwellingen, wederom hoog opheffingen? Waarom de coleur der oogen, en 't water zo schielyk de tegenwoordige en weggaande Geelzugt te kennen geven? Waarom de ontsteekende, veretterende, heetvuurige, knoestige, kankerige, gebreken van mild, maag, net, darmscheil, darmen, altyd zelfs de lever zo aantasten? Waarom zo onregelmatig de ontstooken gebreken van de lever by beurten, en die knoestige aandoen? Waarom de lever zo onmetelyk vermeerdert, zwellen en uitgedroogd kan werden? Waarom de waterzugt van 't quaad des levers, en 't bomwater daar door zo te wreder? Waarom van de waterzugt de uitdunning, en uitdrooging van de lever met een heel opgeswollen mild; welke de leverachtige rodeloop? enz. Want ze zyn oneindig, die hier toe opsigt hebben. |
|