Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Koortzige koude.621. De koude in de beginzels van de scherpe koortzen steld een mindere aanwryving van vochten onderling tegen zich zelve, en tegen de vaten; een ververminderde omloopende beweging, 't vocht stilstaande aan de uiteindens; 't herte minder t'zaamengetrokken; minder ontlast; de geesten van 't achterbrein minder invloeijende. 622 Dit werkt uit, indien 't lang vast blyft, propagtigeGa naar voetnoot(a) t'zaamenwassingen in de groote vaten ontrent 't hert; maar in de mindere zyn vocht uitgedrukt, ontlastingen, hier door veele en zware kwalen in beide. 623. Hier uit blykt, wat 't betekend, wat 't voorzegd? en waarom, hoe dat de koude grooter in zyn begin is, hoe dat de koorts gevaarlyker is? en waarom in een beginnende pest de koude 't grootste is, en in zyn voortgang de hette 't grooste is? 624. Door dit al heeft die aantreffende koude, welk sterk prikkeld, op wat voor wyze dat die ook geschied, dikmaals gegeven een ongeneeslyke ontsteeking. Hier om alle scherpe zouten, kruidagtige, olieagtige, bleintrekkende, en diergelyk zyn schadelyk. 625. Doch best werd die geneezen door een dronk warm, salpeteragrig water, met een weinigje honing en wyn; door een badstove, damping, stoving, wassing door gelyke vocht, zachte wryvingh. 626. Welk (625.) gebruikt dikmaals, werden schielyk de grootste kwalen genezen (622.) |
|