Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermdVan de inwendige ziektens en koortzen in 't gemeen.558. DE KOORTS, de gemeenste ziekte, een onscheydbaar medgezel van de ontsteeking, van de meeste ziektens, dood, en dikmaals van de gezondheid de beste oorzaak, die nu te verklaaren is. 559. Welk, om dat haar natuur verborgen gehouden werd, moet men met de uiterste kragt zich wagten van alle dwaling, in die te onderzoeken. 560. Een groot getal van toevallen geeft nogtans hier ligt oorzaak tot dwaling, met welk ze meest verzelt, en zonder welk de koorts evenwel zyn kan. 561. Op dat die gemyd werden, zal noodig zyn uit oneindigen (560) die verschynzelen alleen te verkiezen, welk altyd by alle koortzen zyn; en welker gekende tegenwoordigheid allen Geneeskundigen leert, de koorts tegenwoordig te zyn, welker afweezen zy oordeelen vry van de koorts te zyn. 562. Daar na uit deze ontdekt (561) en wel overwogen, zo zal men vinden de onscheibaare natuur van de koorts. 563. In alle koorts van inwendige oorzaaken gesprooten is beeving, een snelle polsslag, warmte, op verscheide tyd van de koorts in verscheide graad. 564. In welke koorts deze drie (563) schielyk, en met gevaar afloopen, die word gezegd EEN SCHERPE. 565. Alwaar langzaam, en dat met gevaar of zonder die, werd genaamd EEN LANGSAME. | |||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||
566. Beide (564. 565.) gemeeneGa naar voetnoot(a) doorgaande, of byzondere aan deze of die Mensch. 567. Scherpe koortsige ziektens worden genoemd, welken de gezegde koorts (564.) verseld, maar de Ga naar voetnoot(b)langdurige koortsigen, ingeval dat 'er koorts by is (565.) 568. Hierom hangd de verklaaring van deze allen (567.) van de eerstgekende natuur des koorts. 569. Welk men moet neemen uit aanmerking van da drie gemeene toevallen (563.) 570. Welk, (563.) wel in alle koortsen zyn, maar alleen de snelle polsslag is 'er uit deze op alle tyd van de koorts van 't begin tot 't einde by, en daar door alleen oordeeld een geneeskundige, dat 'er tegenwoordig koorts is. 571. En dies aangaande, al wat een geneeskundige van de koorts zo weet, dat word alles alleen door de snelle polsslag geweeten. 572. De naaste oorzaak dezes snelheids, (571.) is ook 't naaste en tegelyk de oorzaak van de koorts zo gekend. 573. Derhalven een snelder toetrekking des herte. 574. Daarom een snelder wederkeerende invloed van 't zenuwagtige en herssenbreins - vocht in de spieren, en van 't bloed in de holligheden des herte. 575. Alle koorts byna tot noch toe aangemerkt, welk uit een inwendige oorzaak spruit, begind eerst met gevoel van koude, schudding, bevingh, minder, meerder, kort, langdurig, inwendig, uitwendig, na de verscheidentheid, van 't voorwerp, oorzaak, en der koorts zelfs. 576. Op welke tyd (575.) een snelle, kleine, dikmaals tusschenpoosende pols, kouwde, styvigheid, trillingh, ongevoeligheid. 577. Waar uit blykt, dat de bloed-vochten stilstaan in de uiterste vaatjes, en te gelyk nochtans de oorzaak, 't hert tergende, 'er tegenwoordig is. 578. Uit welke (577.) de oorzaak van alle deze ver- | |||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||
schynzelen, (575, 576.) zich dan openbarende, verstaan word. 579. In alle koorts, deze (575-577) vooraf gegaan, komt 'er een meerder, minder, kort, langduurig, in- en uitwendig, algemeene warmte, of van plaats, na verscheidentheid des koorts. 580. Welk, (579.) als die volgd de gebooren koorts, blykt meerder deszelfs uitwerking te zyn, als de oorzaak, of natuur. 581. En dierhalven een snelder t'zamentrekking van 't hert, met een vermeerderde tegenstand aan de hairvaatjes, maakt 't denkbeeld van alle scherpe koorts. 582. Maar dezer (581) beiden kan in alle levendig dier voortgebracht werden van oorzaaken, door getal in verscheidentheid oneindig, en kan of te gelyk, of afzonderlyk die geschieden; en de eene gebooren, de andere licht volgd. 583. Waarom de naaste oorzaak (581.) van de koorts oneindige oorzaaken voor zyn naaste erkend 584. Welke nochtans verdeeld worden, dat ze of byzonder zyn aan elk; of algemeen, en aan meerdere gemeen, welke meest aan de lugt, levenswys, en 't zelve leven men toeschryft. 585. Derhalven de oorzaaken van de koorts zyn Byzondere, of doorgaande. 586 Nadere byzondere oorzaaken (583.) konnen gebracht werden tot byzondere hoofdstukken.
| |||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||
587. De uitwerkingen van de koorts, een snelder uitdryvingh der vochten, voortdryving, beweging van de stilstaande, vermenging van allen, onderwerping van 't tegenstaande, kooking, afzondering van 't gekookte; deszelfs Crisis of oordeel teken, 't welk doorprikkeling, en t'zamenstremming de koorts voortgebragt had; verandering van de gesonden in een zieke aart; der gesonden verandering in zo een staat, bekwaam om dat te dragen, aan welke de zieke zo niet gewend was; uitdrukking van 't vochtigste; verdikking van 't overige; voortbrenging van dorst, hette, benauwdheid, zwakte, loomheid, zwaarheid, Ga naar voetnoot(d)spyswalgingh. 588. Hoe dat men eerder de taye vochtigheid, (577.) ende terging korter verdooft, (574) hoe dat de koorts ligter, korter, meerder heilsaam, en weder in tegendeel. Waarom ook na verscheidentheid van beide graden t'zaamen loop, die verscheide zal zyn. 589. Ende hierdoor oeffend de koorts dikmaals de kracht van een geneesmiddel ten aanzien van andere ziektens. 590 Hier door zyn de beginzels, wasschingen, staat, afneeming, scheyteken, verandering, geneezing van de koorts verscheiden zelfs in de scherpe en byzondere. 591. De koorts eindigd in de dood, in een andere ziekte, en tot gezondheid. | |||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||
592. In de dood: door 't gebrek van 't verwoeste vaste door al te sterk geweld; of door gebrek van 't zo bedurven vocht, dat t de levensvaten verstopt, of die, door welke nieuwe vochten moeten in plaats van de verloorenen ingebracht werden. Hieruit ontsteekingen, veretteringen, koortsige-heete vuurs in de levendige ingewanden, hert, longen, herssenbrein; ofGa naar voetnoot(a) spruwagtige gezwellen in de eerste wegen, de gemeenste oorzaak des doods uit de koorts. 593. In een andere ziekte eindigd hy, dewyl hy beschadigd de vaten, of door een sterke beweging, ende vochtiger verspreidende, de overigen verdikt; of door al te zwakke werking ongelyk is met t' zamengestremde te ontbinden door zyn kracht: of uit te leggen de scheykundige stof in sommigen vaeten verstopt, verwydert, of gebrooken: hier door roode vlakken, puisjes, roos, maselen, pokken, vuurige ontsteeking, lasklieren, oorklierenGa naar voetnoot(b) versweeringen, heete-koude vuuren, knoestgeswel. 594. Tot gezondheld word die ge-eyndigt.
| |||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||
595. Eindelyk, indien de stof van 't zelve kwaad door kracht des koorts ondergebracht, ontbonden, beweeglyk gemaakt, en weder gelyk aan gezonde vochten is, vloeid zonder eenige scheiding, of andere ziekte. 596 De aart, onderscheid, duuring van een scherpe koorts, indien aangemerkt worden van zyn begin door opklimming tot de staat, leeren deszelfs uitgang, verandering, einde. 597. Derhalven uit allen dezen van (558. tot 597.) opgeteld, gemeene Leeringen van onderscheidskunde, en voorkennisse in de koortsen licht konnen uitgetrokken werden. 598. De geneezing van de koortzen word algemeen de beste gehouden.
599. Men geeft dan acht op 't leven en krachten, spyze en dranken, vloeybaar, die licht te verteeren zyn, de verrotting tegenstrydig, dorstlesschende, te geven die bekwaam zyn om appetyt te verwekken, tegengestelden aan de bekende oorzaak des ziektens. 600. Men moet op die tyd spys geven als de koorts af is, of op welke deszelfs kracht ten minsten zyn zal zachter. 601. En wel een weinig te gelyk, dikmaals herhaald: op dat de ingewanden niet gedwongen worden te werken, noch verandert. 602. De meenigte werd bepaald, en de kracht der spyze.
| |||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||
603. 'T scherpe tergende, uiterlyk aanhangende, (als van glas, metaal, hout, steen, been, scherpe afgebroken stukken; of gebruik van prikkelende, roodmakende, knagende, bleintrekkende, brandmiddelen, verrotmakende, fenynige) gekend, zo dra als mogelyk is weg te neemen; daarna die plaats, in welke zy gehangen hebben, en daar door beschadigd, moet gestoofd werden met zachte, slymagtige, zachte olyagtige, stilpynende, ligt openende. 604. 'T scherpe tergende inwendig hangende, (als van ontsteeking, verettering, heet-, koudvuur, kanker, beenvreeting, water, waterig bloed, etter, scherpigheid van scherp en stilstaande water,) moet weggenomen of verbeterd werden, volgens de wetten van te vooren gegeven in voorige verhaal dezer ziektens. | |||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||
605. 'T scherp tergende, in de vochten zelfs ingedrongen, kan, en moet door't gebruik van zes niet natuurlyke dingen weggenomen, of verbeterd worden, na zyn verscheide aard, verscheiden gekend, door verscheiden hulpmiddelen.
| |||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||
606. De uitloozingen worden geopend met 't ongebondene te lossen; met te verwyden 't verstopte; dat door een bad, wryving stovingh, afschering van hair, zuivering van de huid. Zie (107. tot 144.) 607. Dat 't welk tot de uiterste der rond scherp toeloopende vaten stremt, uit al te veel overvloed van bloed, door welk de vaten t'zamen gedrukt werden, word wedergebragt tot vloeibaarheid, vermindert de meenigte bloed door een Latingh; dat toonen aan de teekenen van bloedrykheid (106-107.) 608. Dat aldaar hangd, aan de uiterste hairige vaatjes, om de 't zamengetrokken vezelen dezer door de kramp, en hier door benauwd, word, de veselen verslapt zynde, los gemaakt (53 55.) ende scherpe t'zamentrekkings oorzaak weggenomen, (35, 36, 66, 67, 88, 102-105, 127, 131.) waar uit genomen kan werden, 't welk hier vereischt werd. 609. 'T welk hangd om de lymigheid en eige taye vochtigheid zal losgemaakt werden door verscheide geneesmiddelen, welker voornaamste de kracht van de | |||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||
koorts zelfs zo gematigd, dat daar door de t'zaamenstremming kan ontbonden werden. (589. 593. 594.), en derhalven alhier vereischt werd, dat dus de indrang gematigd werd.
610. Indien aldus vernomen werd die ongestadig te zyn, (101) zo geschied 'er eene matiging door onthouding, sober voedzel, drank van water, kouder lucht, zachte herstocht, aderlating, verkoelende klysteer, zachte, wateragtige, lymagtige, verkoelende, pynstil lende, slaapmiddelen, vergelyk (92-106) 611. Indien zich trager openbaart, zal opgewekt werden door hulp van Ga naar voetnoot(b)hertsterkende genomen uit spyze en drank, een lugt weinig warmer, hertstogt meer opgewekt, scherper geneesmiddelen, vluggen, ruikende, gistende, wryving, warmte, spieragtige beweging, badstoven, stovingen. 612. 'T andere geneesmiddel naast 't eerste (609.) waar door de lymigheid word weggenomen, is de herstelling van de uitzetting in de vaten, 't vocht vermindert door een ruime en schielyke lating uit een groot gat, daar na de beweging of te gelyk vermeerdert door prikkelende middelen. | |||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||
613. Ten derde 't zelve lymagtige word weder vloeibaar gemaakt met te verdunnen door drank, badstove, stove, klysteer, wateragtige middelen, dan ook met te wryven. 614. Die behandelen ze best, indien warme, waterige gesout, bitter kruidagtige, melkmakende, koude genomen werden. 615. Welke (613. 614.) op dat wel, schielyk, veylig, sterk die werken, zo is noodig een voorafgaande lating, want die bereid de ingang, vermenging, en werking. 616. Te gelyk 't lymagtig door deze (609-615.) losgemaakt, dezelve achtervolgt, en vermeerdert zynde, werd gedreven, en uitgedreven: maar ook dikmaals nu verbeterd, zal dan geen uitdryving meer nodig hebben (594. No. 1.) 617. De toevallen uit een scherpe byzondere koorts gesprooten, zyn byzonder deze: koude, beving, benauwdheid, dorst, walging, oprisping, braking zwakheid, hette, warmte, droogte, yling, slaapzucht,Ga naar voetnoot(a) slaapeloosheid, stuiptrekking, zweet, loop, puisten, die ontstooken zyn. 618. Welke allen (617.) gesprooten uit koorts (581. 587.) als uit zyn oorzaak, deze weggenomen (590. 595. 598-617.) zullen ophouden; en derhalven, indien ze konnen verdragen werden zo lang zonder gevaar van 't leven, vereisschen haast geen byzondere geneezing. 619. Waarom deze dikmaals voorkomen tot behouding des levens, zich schikkende tot scheiding, of tot uitwerping van de scheyende stof, als deze dan voorgaan, verzellen, volgen, moeten niet belet werden. 620. Maar indien ontydige, al te geweldig, als dat ze niet dan met 't verlies van 't leven gedragen konnen werden, of van de zieke zyn lydzaamheid, of dat die zoude een zwaarder kwaad in vervolg voortbrengen, dan moeten de byzondere verzacht werden met zyn eigen geneesmiddelen, altyd wel lettende op de oorzaak (586.) en de staat (590.) van de ziekte zelfs. |
|