Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |||||||||||||
De kanker.492. Een knoestgeswel (392) door langheid van tyd, vermeerdering, beweging der naastgelegenen, indien die bewogen word, dat de naastgelegene vaten aan de kanten van het knoestgeswel beginnen ontstooken te werden, word kwaadaardig, en nu genoemd Ga naar voetnoot(a) de kreeft van gelykenis deszelfs, of een kreeftgeswel, de kanker. 493. In welk (492) de trap van ontsteeking naastgelegen; een uitlooping van een rotagtige scherpigheid in de ontstooken plaats; de waardigheid van 't deel; 't getal en zoort van gehegte klieren; de gesteldheid van 't geheel, leeren de verscheide Staaten van de eerste kwaadaardigheid. 494. Indien hy in zyn vellen beslooten werd, zo word hy verborgen, door sweering deze geborsten, openbaare of zweeragtige genoemd, de laatste is een afze zel van de eerste. 495. De oorzaak is, al wat een knoestgeswel maakt, (484, 485.) als met een knoestgeswel 't scherpe gemengd is; een verandering in de omloop des bloeds; als in die van de maanstonden, ambeyen, alle bloedstorting wederhouden zynde, onvrugtbaarheid, ongehuuwtheid, ziekelyke levenstyd van 45 tot 50 jaaren; een straffe levenswys, die scherp, heet is; herstogten droevig, galagtig, allerlei uiterlyke terging door beweging, hitte, scherpte, verzachtende, veretterende, brandende, 't zy tot een uiterlyke middel, bleintrekkende of inwendig diergelyke doende. 496. De plaats als van een knoestgeswel. (484). 497. De verborgene word gekend uit teekenen als van een voorafgaande knoestgeswel, een tinteling daar by komende, met jeuking, warmte, roodheid, steekende pyn, brandende, prikkelende, met een roodagtige, roode, purpere, hemelsblauwe, blauwe, zwarte koleur, met zeer groote afgetrokken, rouwe hardigheid, met een uitsteekende kruin; vermeerdering | |||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||
van gezwel, de bloeddragende vaten naastgelegen zwellende, zynde knoopagtig, styf gezwollen, dik, zwart. 498. De gezwoorene word gekend uit 't voorgaande onbekende eerst gekend 497,) indien 't geopend werd; dan word 't vel, als met te onthuiden ontbloot, en 't dunne, scherpe waterige bloed, als met doorzweeting uitgedrukt. 499. Deszelfs aanwasch alhier; de gezonden vaten ontrent de kanten van de harde kanker, aangetast door de kragt van 't vloeyende levendige vogt, in 't geswel opryzende, werden de van een getrokkene gebrooken, hier uit verettering, dan een pyne, scherpe, stinkende, doodelyke bloedige etter, de omleggende, knagende, de naastgelegene uiteetende, en in de omtrek de voortgangen, en in de diepte tot de naastgelegene deelen uitzendende over al kwaadaardige wortels, door welke ze stark vast houd, de lippen gezwollen, verdroogd, schrikkelyke, ondragelyke, brandende, steekende, knagende pyn; een asagtige, blauwe, zwarte, coleur, die de verborgen kankers aan de klieren mede deelen, bloedstortingen, stuip of kramptrekkingen, een langzaame koorts, een uitmergeling van 't geheel, Ga naar voetnoot(a)onruykbaarheid, ongevoelige eelten in 't gehoor, Ga naar voetnoot(b)flauwtens, daar uit, alles doorgegeeten en verteerd, de dood. 500. In welgestelde is ligt de draging van een verborgen rustende kanker, de verwoedheid van een bewogene werd voorzeid (499). 501. Een kleine, beginnende, vrye, op een bekwame plaats gelegen kanker, niet aan de groote vaten gewasschen, van een uiterlyke oorzaak gekomen, in een jong en gezond Lichaam, alleen in 't geheele licchaam, moet aanstonds met 't yzer uitgeroeid, of afgesneden zyn. 502. Verzachtende, zweetstoppende, veretterende, scherpe, uitvellende, spaansche vliegen, brandmidde- | |||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||
len daar op gelegt, verandert in een verzwooren kanker; derhalven moeten die gemeid worden 503. Een groote, oude, aanhangende kanker, op plaatzen tot uitsneiding onbekwaam gelegen, met de groote vaten aangewasschen, of daar op leggende, van een inwendige oorzaak gekomen, in een oud, kwaadzappig lichaam, tot de kanker hellende, nu met andere kankers in 't zelve lichaam vereenigd, nog door 't yzer (501) nog door geneesmiddelen (502) moet men die aanraaken. 504. Want indien die niet met zaat en wortel kan uitgesneden worden, zal verbitteren, tot de inwendige wederlopen, anderen genereren, de gemaakte vermeerderen. 505. De oorzaak van de kanker moet men met de kanker wegneemen, of eer dat die uitgenomen werd. Indien dit geheel niet kan worden weggenomen, zo moet men die laaten. Van de Lyfmoeder keel, gehemelte, oxels, lassen is ongeneeslyk; van de lippen moeyelyk om te genezen. 506 Derhalven in de staat van (503) zo tragten wy twee dingen te bezorgen.
507. De rust werd verkregen.
508. Toevallen werden door de zelve (507) ver- | |||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||
zacht; de pyn eischt opiatenGa naar voetnoot(a) of rust-middelen. 509. Uitgezwooren, (498, 499) indien die niet weggenomen kan werden, word verzacht door dikmaals te zuiveren, met zeer zachte Loodmiddelen daar op te leggen, ook de gezegde (507. 508) te gebruiken. 510 De uitsnyding.
511. Dit gedaan (510) moet men dagelyks voortgaan in voedzel en geneesmiddel de kanker, nog tegenwoordig, eigen, ten zy dat ook blykt, welke kwaalen van de kanker, in de plaats weigerende, de uitsnyding, zoude konnen voorkoomen. |
|