Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |||||||||
Een knoestgeswel.484. Een knoestgeswel, (392) heeft voor haar oorzaak al wat 't zap in de klieren t'zamen stremmen, verdikken, verdrogen kan. Derzelver zitplaats is alle klier; maar byzonder, welk ligt de kragt heeft om de vogt te verdikken, of na gelegentheid van de plaats meerder dwingd stil te staan Waar van daan in de oogen, neus, mond, borsten, oxels, lassen, Ga naar voetnoot(a)buikklierbedde, Ga naar voetnoot(b)'t darmscheil, lyfmoeder, dikmaalder zich onthoud. 485. Hier uit ontsteeking (392); stilstaande melk, kaasagtig zynde, verherdende, 't zamenstremmende kneuzing, (322); een sterke aanwryving; pestkool, lasklier of buyl; een zweer te vroeg toegeslooten, een stof zwart galagtig van 't bloed, gal, voornamentlyk ophoudende de gewoone maanstonden, of vloeijing van de speenaderenGa naar voetnoot(c); steenmaakende, dikke, wrange of kalkagtige stof; een droevig leven; een swaare spys; een erfsmet; konnen voortbrengen een knoestgeswel 486. De uitwerkingen van een gebooren knoestgeswel zyn de vermeerderde te bemagtigen met een naastgelegene stof, die te drukken, t'zamen te perssen; te beschadigen de werking van 't knoestgeswellige, en naastgelegene. Hier door ontsteekingen, veretteringen, heete vuuren, lammigheden, onvoedzaamheid, koude vuuren, dorheid, moeyelyke dragt, Ga naar voetnoot(d)darmkringh, en meer diergelyke kwalen brengd die voort, welk uit de natuur en werking van de gekweste en t'zamenperssende ligt konnen afgeleid worden. 487. Men weet de tegenwoordige door de oorzaak (484. 485) 't gewrogt, (486) verschynselen, (392) uitgewerkte plaats, (484) gesteldheid van de zieke gekend zynde. | |||||||||
[pagina 85]
| |||||||||
488. Uit de zelve (487) word de uitkomst voorzien, met aan te merken de duuring van 't kwaad, ende uitwerkingen (486,) zy zyn door zich zelfs onschadelyk, maar door een aangezette beweging worden die kwaadaardig. 489. Welke, dikmaals onmagtig zynde gemyd te werden, een eeuwige vrees baart. 490. Hoe dat men zal genezen laat dit aangetekend zyn.
491. Indien te gelyk de gesteldheid zondigd, deze moet men voor al verbeteren. |
|