Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermdOntsteeking.370. De ontsteeking, 't vuur, Ga naar voetnoot(a) ontbranding om de gelykheid van de oorzaak en gewrogten heeft zyn naam van 't vuur. 371. Is een aanwryving van 't roode slagaderlyke bloed in de minste buizen, staande door de beweging van 't overige bewogen bloed. 372. Dat geschieden kan, of in de slagaderlyke eindens, of in de slagaderlyke watervaten, de montjes | |||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||
verwydert, niet kunnende overzenden de toegezonden bollekens door de eindens. Indien 't bloed overgestort werd in die aderen, welk tot de geesten geschikt zyn, veroorzaakt ontsteeking. Cels. 5. 373 Derhalven deszelfs zitplaats is in alle deel des lichaams, in welk de netagtige verdelingen der aderen, of der slagaderlyke watervaten haar oorsprong is 374. Hier door ontsteeken zelfs slagaderen, zenuwen, vliezen, spieren, klieren, beenders, kraakbeenen, peezen, alle die ingewanden, en derhalven byna 't geheele licchaam, maar nooit meer, en vaster, als in 't smeer.Ga naar voetnoot(a) 375. Deze stilstand (371) werkt die uit in de minste slagaders.
376. 't Zelve brengt ook voort.
377. 3. Allen, welke 't bloed dwingen, dat 't zamenlope: te sterke beweging, afleiding van 't dunder deel uit 't bloed, door zweten, pis, kwylingen, loopenGa naar voetnoot(d); t'zaamen stremmende. 378. Dat veroorzaaken ook in alle slagaderlyke watervaten.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||
379. Waar van ook gelyke ziekte in alle scherp toelopend vat, alwaar de vogt uit 't breede in de engte loopt, kan zich ophouden; want gelyk in rood bloed, zo ook in de watervocht is 't eene deel byna dikker als 't andere. 380. Uit welk de waare verscheidentheid des vuurigheids, Ga naar voetnoot(a)de Roos, Slym-knoestgeswel met de onsteeking blykt. 381, Maar hoe veel deze oorzaaken (375-379.) vuurigheds hebben deze stilstand, (371-3 9.) in de vaten, (372 374, 378, 379) zo brengd voort de kragt van 't gedrevene bloed, van 't leven overig, verscheide uitwerkingen, die te gelyk teekens zyn van ontsteeking. 382.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||
383. Deze is een zoort (382.) van een ziekte niet volwassen. 384. Dan 't uitgezonden bloed door een volle sprong uit de wydgeopende ader ontfangen in 't bekken, koud zynde, formeert een wit, hard, dik, styf vel, als van een zwyne huid, 't zwoord. 385. 'T quaad aanwassende, tot nog toe 't zelve (382-384.) maar vermeerdert; zo word afgesondert de uitgedrukte watervocht, 't roede bloed werd verdikt. 386. Indien de vogtigheid sacht vloeijende, deszelfs beweging langzaam, de verstoppende oorzaakniet al te vast, de verstopping weinig, en byzonder in de Slagaderen, of in het beginsel der watervaten, de beweegelyke buisen, verdunnende wegvoering, wedergeleid zynde de vloed van 't zaamengeronnene, door de beweging van 't stilstaande, zo word ontbonden de onsteeking met weder te ontbinden. 387. Indien de vloeyende vochtigheid sacht, de beweging snel, de verstopping groot, niet kunnende ontbonden werden, (386) de werking met toevallen, (382. 384-385) de opgespanne vaatjes gescheurd met pyn, warmte, polslag, opzwellingh, haar vogten uitwerpen, ontbinden, verrotten ligt, de vaste ligt de teedere verbryzelen, ontbinden, met vloeibaare zich mengen in een gelyk wit, dik lymagtig, vette vogtigheid, Etter gezegd; Deze verettering, is de andere wys, waar door de ontsteeking bepaald word. 388. Indien de vogt scherp, daar in een sterke beweging, een groote verstopping, styve vaten, alle toevallen (382. 386. 387) die groot zyn; dan werden schielyk | |||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||
de vaatjes gebrooken, de vogten verrotten; waterig bloed uitgestort onder de Ga naar voetnoot(a)opperhuid, werd in belletjes vergadert, even als de afwassching van vleesch, of als de geele bloedige Etter; asagtigh, bleek, bruin, zwart werd de coleur; roodheid, pyn. warmte, Polsslagh, opzwelling in de aangestooken plaats houd op, doch in de naast geleegenen blyft die; veroorzaakt de dood van van 't aangestoken deel; 't werd genoemd heet vuur; de derde wys, op welk de ontsteking uitgaat. 389. Alwaar zo aangestooken (388.) zynde de plaats, zo geschied 'er een uitwendige t'zamendrukking, of de groote warmte verspreid, 't vochtige, gesturven deel, word hard als een dorgemaakts huid, de benedenste verstikt, en bederft. 390. Het koude met de daad of in vermogen, t'zamendringende, t'zamenstremmende, verdryvende, scherpe vette, sweet-verstoppende, verdovende, sterke omwindzels, uiterlyke t'zamendrukking maaken schielyk deze verandering van ontstekingen heet vuur 388. 391. Dan vermeerderenze tot 't Ga naar voetnoot(b)koude vuur. 392 Indien 't ontstooken deel klieragtigh, de in- en uitwendige warmte groot, de ongebondene stof onbequamer, dikker, Ga naar voetnoot(c)de onfangbuisen der klieren verstopt, maar ook dezer blaasjesGa naar voetnoot(d) en opgespanne zyden, zo komt 'er een harde opzwelling van de klier, die zonder pyn is: deze werd genaamd een knoestgeswel;Ga naar voetnoot(e) 't vierde einde van een weggaande ontsteeking. 393. De oorzaak, 't aangestooken deel, de grootheid, diepte, snelheid, natuur des zieke, toevallen van de ontsteeking, vergeleken met de teekenen, uitwerkingen, volmaaken de voorkennis.Ga naar voetnoot(f) 394. Ook is klaar, dat na de verscheide staat des quaads, de aanwysingen om te genezen verscheiden zyn. 395. Want indien een van de oorzaaken (375-379) in eenig deel (372-374-379) de ontsteeking (371) heeft voortgebragt, dat 'er toevallen (383. 384) by- | |||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||
koomen, en de eerste hoedanigheden (386), zo komen voort deze aanwyzingen, of onderigtingen.
396. De quetzing word verder belet.
397. De quetzing geschied word weggenomen door 't gebruik der zelver (396): Want de van een trekking te veel verwyd, zo zal de eige kragt van de veesel zyn voorgaande form herstellen, en door voedsel kragt wedergeven. 398. De vloeibaarheid word aan de verstopte stof wedergegeven, indien die verdunt, en die gezuivert word. | |||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||
399. De zachtheid word bezorgd door waterige drank, een zachte Levenswys, zoet aangenaam Medicyn zuiverende, en verstompende, of door een byzondere gaaf in 't byzonder tegen 't scherpe werkende. 400. De wederomdryving geschied.
401. Hier door werd verstaan, welke ontbinding zy in alle ontsteekende ziekte, inwendig, uitwendig, die men altyd moet zoeken; welk de volmaakte Geneezing zy; ja welke wys (386) onverbeterlyk is. |
|