De ziektens van de kleynsten en grootere vaaten.
38. DE minsten vaaten gemaakt uit eenvoudige veesels (21-23), daar toevoeging, of indrang, vereenigd zynde, zo hebben haar ziektens uit dezelve oorzaaken dezelve aard, gevolg en geneesing; en worden derhalven uit 't gezegde, (van 21-38) verstaan.
39. De groote vaaten, uit de minsten (38 door toevoeging of indrang vereenigd, hebben twederley soort van ziektens t'zaamengesteld. Dezer eerst hangt af uit de ziektens van de minste buis (38), deze een grooter t'zamenstellende, en aldus moet de oorspronk, natuur, kragt en derzelver genesing van genomen werden. Maar 't laaste hangt af: 1. van de kragt, waar door 't vloeybaare door deze groote canaal vloeyende, door 't uitstrekken derzelver zyden drukt: welke zyden, uit andere kleynder buisen bestaande, door deze drukking van haar vogt berooft werden, vereenigd ten aanzien van de zyden, wasschen t'zaamen in een vesel (21-23.) van een vast doch dikker zoort: en dezelve kan ook aan de naastgelegene vaatjes medegedeeld worden 2. van de vocht met zyn eigen vaatjes t'zaamengroeyende.
40. Hier uit de zwakheid der vaaten, losheid, kragt, styvigheid, uitzettendheid, van welke door onervarene veel word van gemeld, klaar verstaan konnen werden. Ende waardigheid dezer verdiend een doorsoeking.