Zij brachten dan ook, net als later de Hindostanen, de rijst naar Suriname. Dit uitheemse produkt werd al spoedig het voornaamste voedsel, ook voor de negers, die voordien zich voornamelijk met bananen hadden gevoed. Maar behalve de rijst brachten de Chinezen nog iets anders mee uit het oude Azië: de leer van Confucius.
De wijsgeer en staatsman Confucius leefde omstreeks het jaar 500 voor Christus; in dezelfde periode dus waarin de Boeddha zijn leringen predikte in India, en Pythagoras in Zuid-Europa zijn godsdienstige en wiskundige stellingen onderwees. Eén van de belangrijkste punten in de leer van Confucius is dat de deugd beoefend moet worden om wille van de deugd zelf en niet met de verwachting er beloning of voordeel door te ontvangen.
Vele Chinezen belijden nu, net als de meeste Creolen, de Christelijke godsdienst, maar toch is nog een vrij groot aantal Confuciaan en zij hebben hun eigen specifieke aandeel in het algemeen karakter van het Surinaamse volk. Als hun inbreng in de volkscultuur kunnen wij o.a. beschouwen hun uitbundige nieuwjaarsfeest: luidruchtig, vol kleur en vuurwerk, een bont spektakel. In wezen dient het om boze geesten af te weren en verschilt dan eigenlijk niet veel van het mid-winterblazen, klokgelui en donderbusgeknal uit onze streken. Evenmin als het Hindostaanse- valt het Chinese Nieuwjaar samen met het Europese, hoewel ongeveer in dezelfde tijd.
Hoewel er dus sprake is van verschillende godsdiensten en culturen wil dat niet zeggen dat deze streng zijn afgebakend. De Surinamers bezoeken graag elkanders bedehuizen en nemen graag deel aan elkanders feesten. Omdat veel van dergelijke vieringen in de open lucht plaats vinden is het ook makkelijk om in elkaars vrolijkheid te delen.