De verrijzenis(1920)–Daan Boens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] Verheffing De morgen hangt op boomen, velden en op wegen... Ik ga gelukkig om de zon en om de rust, die op deze aarde wordt door mijne ziel gedregen: het is mijn eigen ziel, die vrede in 't leven kust. Ik ga, en denk mij in de stilte omhoog-gedreven, ik voel mijn stappen niet op de aardsche steenen gaan. Mijn geest is lichter dan het morgen-goud geweven, mijn geest is uit den bloesem van mijn rust ontstaan. Ik min hartstochtelijk de dingen op de wereld, en kniel eerbiedig neer voor wat mij stil beroert, ik vang de brooze dauw, die op de ranken perelt, en drink, verrukt het sap, dat ieder vruchte voert. Ik tel de bloemen, die mijn wegen blij ontmoeten, en meng mij in hun geur, en streel hun roze kroon, ik droom, dat telkens ik een nieuwe bloeme groete, ik de aarde zelve kus, die menschelijk is en schoon. Mijn moorder-strijd was hard - en deze wijde stonden, met deze wegen, waar de boomen loovrend zijn, geworden mij een korst op open-bloende wonde, tot ik mijn blijheid zet op menschen en hun schijn. Vorige Volgende