De verrijzenis(1920)–Daan Boens– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 92] [p. 92] Mijmering Als ik eens ben de man, die in het avond-nijgen zijn leven overziet, - en 'k al de jaren voel, zoo zoete lasten op mijn schouders neder-zijgen, gerust om laten vrede en 't stil-gewonnen doel; Als ik dan meer bewust de sterren-vloed bekijke, en droom aan deze werelden, die verder zijn dan deze wereld, waar ik schreed en zal bezwijken, doch niet meer bang wordt om het leven, en zijn grondloos-zijn; Als ik dan weer de menschen, en hun donkere oogen miljoenen éen bij éen, gelaat nog bij gelaat, in mijn gedachten roep, - waar gansch de droeve logen of gansch de goedheid van elk hart, gebeiteld staat; Als ik nog denk aan gindsche wreede moorders-dagen, waar ik de menschen-massa vond, als broeders goed, hun jonge leven en hun rijke droomen dragen, gelukkig-schier, ten offer met bedrogen bloed; Als ik dan - met dit bloed van strijd nog in mijn denken, en met den smaak van berstend vuur nog in den mond, - mij in de zaligheid van 't avond-slieren drenke, en in mijn diep gevoel verstolp de harte-wond; [pagina 93] [p. 93] Tot ik misschien nog dankbaar ben om 't groote lijden, dat ik langs mijne wegen en mijne jeugd doorstreed, zoodat ik door dit leed, veel dieper in het wijde gemeenschap van de menschen en hun schoonheid schreed; o Zoo ik dan niet meer mijn opstand tegen bloed en tegen haat aanhoor, dan lieg ik, lieg ik, en bedrijf een geestes-moord! Vorige