De verrijzenis(1920)–Daan Boens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] De Gilden De steden waren groot, met rijkste volks-gedoe: de zon er open-laaide, als brokken gulden vlammen; als wou men al de schatten voor de stormen dammen, ging 's avonds er de breede stalen poorte op toe. Die steden droegen name: Brugge en Gent en Damme, en keken fier den pronken graaf of landsheer toe. Wat kon den vrijen geest der wilde gilden lammen? Hun volders en hun wevers wrochten, nimmer moe. In gilden schreed het volk, doorheen de nauwe straten, de vaandels, pure zijde, waaiden in de lucht, en massas menschen volgden, statig en op mate; Zij volgden, uren lang, met vrome stap-gerucht, en zegden niet een woord - doch uit der stegen-gaten klom gansch dit volk zijn Wil, in breeden arend-vlucht. Vorige Volgende