De verrijzenis(1920)–Daan Boens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Bivak De tenten en barakken staan in stomme rij, gerust. Zij luistren op het ademhalen van de moeë mannen, die slapen, - lampjes beven in de grauwe nachtelijke rust en bidden om de ziele van de reeds gestorven mannen. De boomen zwijgen, en de stilte staat alleen op wacht. Ik zie die stilte, met heur armen op de borst gevouwen, vergroot en statig, met het schoon bewustzijn van heur macht, en als een vader starend op zijn zonen, in vertrouwen. En rij bij rij, de tenten staan, met moeë mannen vol. Slechts eén trompetten-klank zou al dien vreê vernielen, zou wapens in den mane-witten avond, blinken doen, de borsten open-rijtend, en doen aangezichten bloên. Doch bij de lange rij van lampjes, die licht-branden, en het gerol, heel ver, van bom-gebonk en karren-wielen op 't slagveld, - zie 'k de groote wereld, dankens-vol vóór de arme reeks barakken neder-knielen, en langzaam vrome kussen prenten op ál de moeë mannen-lippen, in de tenten! Vorige Volgende