De verrijzenis(1920)–Daan Boens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Broeders Door 't groote leed, verhard en neer-gedrongen, door nachten in het water en het slijk, door heete dagen, rood van zon, - de longen luid piepend bij het hoesten, - staan gelijk en bleek de mannen op hun verre wachten. Zij staren op de vlakte, en zien bedaard de dagen volgen op de lange nachten, en vloeken soms om 't leven op dees aard. Zij staan met twintig, dertig saam-gedreven, zij waken achter rijen rosse prikkeldraad, en sterven wel, met dorstig lippen-beven, wanneer 't kanon hun post in brokken slaat. Doch bij deze eenzaamheid van 't dagen-waken, van 't lijden, waar de handen van den dood steeds op hun hoofd en hunne hersens kraken, stijgt vóór hun hart de liefde, als laatste Hoop. Zij weten niet, hoe 't hatend menschen-wroeten, ze jagend, heeft tot moord gevoerd, daar zij de broeders zijn, die sterven moeten, uit vrees, dat hen het leed voor goed verbroêrt. Vorige Volgende