De verrijzenis(1920)–Daan Boens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] De Optocht I. Unter den Linden - Trafalgar Square Champs-Elysées Het volk aanschouwde trotsch de regimenten-rijen, die door de blijde steden trokken, vol van zon en zomerhitte, - en ze aanhoorden 't luide schreien der mannen, of het hulde-zangen wezen kon. Zij hadden op de velden doen het graan gedijen, en het verstopt, - en lachten om de groote levens-won, waarmede ze in fabrieken binst de jaar-getijen, steeds wrochten, tot hun land een ijzren macht gewon. Zij hadden staal en wapens heimelijk verzaamd, en hadden steeds 't onschuldigst aangezicht getrokken aan dezen, tegen wien was 't wreedste plan beraamd. Zij wachtten op het uur, waar in zijn kille graf zou schokken hun Barbarossa, - en ze zagen onbeschaamd de moorden, die reeds huilden op dien stroom van koppen. [pagina 14] [p. 14] II. Naar de loopgraven De nacht is als een muur, die vóór hun oog zou stijgen, en zwart en breed is van den grond tot in de lucht. Het bataljon gaat langs de baan in eenzaam zwijgen. en 't lastig stappen klinkt zoo'n rollend vuur dat vlucht. De regen valt op de ijzren helmen, die wat nijgen, en druppelt langs de kleêren en den mond, die zucht. De heele streek is als een doffe doods-bedreigen, de nachtelijke stilte is vol granaat-gerucht. De mannen schrijden steeds met moe-gebogen rugge, 't kanon ontvuurt voortaan, of duizend treinen gaan met klinkend helsch geluid op duizend stalen bruggen. En 't is of maar die muur, met nacht en mist belaên, geregeld met de mannen schrijdt, nu traag dan vlugge, om in de loopgraaf moordend op hen neêr te slaan. Vorige Volgende