Van glorie en lijden(1917)–Daan Boens– Auteursrecht onbekendSonnetten uit de loopgraven aan den Yser Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Vlaanderen I Ik droom van Vlaandren, dat men dooden wou met sissend vuur en snerpende ijzer-woede, van koene strijders, die men maaien zou: - of 't volk verdween, dat men tot stervens bloedde! Ik droom van Vlaanderen, toen het was het wroede en vrije land, zijn vrije leuze trouw, met breed gebaar, verschonk zijn hand het goede en rijk geluk, dat voedde kind en vrouw. En 'k ween om Vlaandren, dat mij leven deed de schoonste dagen van mijn stil genieten, zooals een kind, dat zich bij Moeder weet. En 'k ween, omdat mijn uren machtloos vlieten, en dat mijn fiere Vlaanderen, ál zijn leed moet met zijn klokken in de wereld gieten. [pagina 114] [p. 114] II Want Vlaanderen heeft zich groot en rijk geweten, en dorst den grootsten diep in de oogen zien; zijn burgers lieten zich de Kerels heeten, en mochten 't hoofd aan de overwinners biên. En Vlaandren heeft zich aan Euroop gemeten, door eeuwen-heen gevaar noch vrees ontzien - zijn gouden velden wreed aan stuk gereten - zijn steên verwoest -: nog kende 't dappre liên. En kwam een storm-vlaag over 't land gevaren, dan kleurde zich de vrijheid met het bloed der Kerels, die de trots van Vlaandren waren. En 't vrije volk, dat men nu weenen doet, en machtloos lijdt, is groot en schoon gebleven, daar 't liever stierf, dan eereloos te leven! Vorige Volgende