Van glorie en lijden(1917)–Daan Boens– Auteursrecht onbekendSonnetten uit de loopgraven aan den Yser Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Droefheid Zoo denk ik hoe de dagen gaan, met 't stollend bloed van velen mijner broeders op hunne gewaden, hun oogen zijn met vrees en diepe smart geladen en weenen om al 't menschlijk kwade en 't menschlijk goed; En hoe de nachten volge'en zoeken naar de gade of naar de doode zoon, met rouw in 't droef gemoed, het veld ligt aaklig doodsch, in 't bloed de lijken baden, - de nachten dragen meê de wroeging om dit bloed. Dies is mijn groote leed; dat meerder dagen komen, en telkens weder weenen om het nieuwe leed, dat nieuw-vergoten bloed door heel de wereld draagt; En dat de nachten dan, het bloed dat om de zoomen der velden ligt, weer wisschen gaan - wijl eenig klaagt de wind, zijn eeuwig-menschlijk lied, en 't leed vergeet. Vorige Volgende