Van glorie en lijden(1917)–Daan Boens– Auteursrecht onbekendSonnetten uit de loopgraven aan den Yser Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Van mijn Eenzaamheid [pagina 21] [p. 21] Aan mijn Vader Mijn vader heeft me vóór het Leven eens gebracht: - Het was een wijde dal, waar duizend vogels kweelden, terwijl in 't geurend loover noch wat stralen speelden der late zonne, die verzonk, heel roze en zacht. De wind ging teer: het was geen lied, het was geen klacht, 't was of onzichtbaar-zoet, een hand mijn wangen streelde; en kalm de boomen spraken van de stille weelde, waarin we wachten bleven naar den blauwen nacht. Ze wisten 't menschelijk leed, en 't daaglijks-moeë strijden, dat ieder menschen-oog in iedren droom ontwaart, en hoe men sterker wordt na iedren dag van lijden. Maar 't dal scheen hemel-schoon, en van elk leed gespaard: daar ginds een vijver deed zijn pure waatren glijden, gelukkig om het leve', en wat het ons bewaart. Vorige Volgende