Van glorie en lijden(1917)–Daan Boens– Auteursrecht onbekendSonnetten uit de loopgraven aan den Yser Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Toen sprak het Kind: I Ik dacht het leven was een schoon festijn, waar we allen blijde zaten als genooden, en diep-tevreden dronken rijpen wijn uit pure schalen, die de dagen boden. Ik dacht het leven was gelukkig-zijn, met gulden morgenden, die nimmer vloden of met de nachten, blond van starren-schijn, waar zoetste winden waren lief ontboden, En dat ook ieder mensch zijn stil-genieten mocht spinnen met den fijnst-gekozen draad, en nooit een traan zou op het weefsel vlieten, Zoodat, bij 't rozen van de dageraad. geen vrees zou zijn en geen verdrieten, en wie dan stierf, zou gaan met rein gelaat. [pagina 16] [p. 16] II Doch, Moeder, Belgie is geen vrije baan. Het is een volk, dat rustig alle dagen 't gewonnen broodje eet, en 't avond-gaan met zoet-voldaan gezicht, kan gade-slagen. Het heeft een hart, dat toch zoo blij kan slaan, wanneer des Zondags, in hun witte kragen, de vrouwtjes, vóór de kerk, te praten staan, terwijl de mannen om wat ruste vragen. Het heeft een ziel, waar gansch een doel in leeft, o Moeder, en het mag dus wrake willen om al het leed, waaronder 't volkje beeft. O Moeder, deert ons Belgie dan de grillen der vreemden, die aan onze poorten staan, of is het toch een open, vrije baan? - Vorige Volgende