bestaan als vader ons niet verwekt had bij moeder. Onze moeder heeft ons ontvangen en droeg ons met veel angst en pijn en moest een soort dood sterven vóórdat wij het levenslicht aanschouwden. Omdat we na onze geboorte zwak van geest en lichaam waren, hebben onze ouders ons onder hun hoede genomen: ze hebben ons uit de poep en modder gehaald, ze hebben ons de weg gewezen en ze hebben hun bezit gedeeld dat Onze Heer hun schonk. Daarvoor hebben ze zich nogal wat inspanningen, moeite en zorgen getroost. Zodra ze sterven, vervalt al hun goed aan ons. Men kan dagelijks waarnemen, dat sommige kinderen die zaken verbrassen, terwijl anderen er een wel belegde boterham aan hebben.
Een kind mag om geen enkele reden vader of moeder in de steek laten, maar het moet zijn ouders altijd helpen. Als een monnik of kluizenaar weet dat zijn ouders gebrek lijden, moet hij het klooster zo snel mogelijk verlaten om met inspanning en arbeid voor zijn ouders de kost en andere levensbehoeften te verdienen. Naast God, Onze Heer, moet men vader en moeder liefde en eer bewijzen. Wie dat nalaat, moge vervloekt zijn. Dikwijls is het gebeurd dat iemand op aarde met schande overladen werd en dat hem vervolgens een kwelling ten deel is gevallen die geen einde kent.
De vijfde soort liefde is dat iedereen moet houden van zijn kinderen en zijn verwanten. Men moet hen te allen tijde helpen, met raad en daad, maar wel naar recht en billijkheid. Een mens behoort ook altijd genegenheid en vriendschap te betonen jegens deugdzame mensen en hen uit de grond van zijn hart bij te staan wanneer ze in nood verkeren. Indien mogelijk moet hij hun schade en schande beperken. De natuur eist dat: we zijn allemaal één vlees en bloed en dus allemaal familie van elkaar, omdat we van een en dezelfde vader afstammen.